Niemand kon zich zo ergeren als Gerard Cox
In dit artikel:
Columnist Hugo Borst beschrijft zijn herinneringen aan Gerard Cox, die volgens het stuk gisteren is overleden. Cox wordt neergezet als een Rotterdamse alleskunner: cabaretier, tekstschrijver en zanger, tegelijk eigenzinnig en provocerend. In 1970 maakte hij het bekende satirische liedje Ajax is dood, geschreven als grap na Feyenoords Europese triomf, maar later erkende hij dat het ook met een knipoog tegen de verering van Ajax was gericht. In de jaren negentig hield hij die kritiek vol in zijn scherpe columns voor een Feyenoord-krant en ergerde hij zich fel aan wat hij zag als overdreven idolisering van spelers in landelijke media.
Borst schetst Cox als iemand die graag prikkelde en soms met grove humor verhalen vertelde — hij noemde zichzelf ooit halfgrappend de eerste Feyenoord-hooligan en had kleurrijke anekdotes over het supportersleven. Privé en op het veld was hij een typische artiest: geen uitblinkende voetballer maar een regelrechte persoonlijkheid; als scheidsrechter gebruikte hij vaak een vrolijk imago met geel pak en soms een bolhoed en wandelstok.
Cox’ aversie richtte zich ook op de moderne kant van het voetbal: hij keerde zich tegen verwende spelers, zelfingenomen bestuurders en opsmukte sponsors, en nam afstand van de commerciële gekte rond de sport waardoor hij een tijd niet naar de Kuip kwam. Persoonlijk bleef hij sterk verbonden met de jaren vijftig — de televisieserie Toen was geluk heel gewoon weerspiegelde die nostalgie — en met Rotterdamse vrienden en cafés zoals De Ballentent en Kaat Mossel. Hij woonde jarenlang samen met Joke Bruijs en hield het contact met maatje Eddy Treytel.
Borst besluit met een intieme herinnering aan een laatste ontmoeting tijdens het traditionele Uierboord Diner in restaurant Old Dutch, waar Cox in april nog prachtig zong; achteraf bleek hij al keel- en slokdarmkanker te hebben gehad, iets wat toen niet bekend was. Het portret van Borst toont Cox als een getalenteerde, soms knorrige en nostalgische alleskunner die met scherpe tong en Rotterdamse roots zijn eigen koers voer.