Nederlandse ontwikkelingsbank investeert miljoenen in leningen die Cambodjanen tot wanhoop drijven
In dit artikel:
In Noordoost‑Cambodja eindigde een opeenstapeling van mislukte oogsten, hoge rentes en agressieve incasso’s in menselijke drama’s: meerdere kredietnemers pleegden (pogingen tot) zelfmoord of raakten diep in sociaal en economisch verval. Follow the Money reconstrueert aan de hand van contracten, overlijdensakten en getuigenissen hoe microkredietinstellingen en westerse financiers samenhangen met dat leed. Waarschuwing: dit stuk behandelt zelfdoding.
Het verhaal begint bij individuele gevallen zoals dat van de 51‑jarige Bun Ou uit provincie Preah Vihear. Na twee microkredieten bij Hattha Bank (samen zo’n 8.000 euro) werd zij in januari 2024 onder druk gezet; de volgende dag werd ze dood aangetroffen. Haar dochter bevestigt de diepe impact op de familie. Ook de 41‑jarige Romam Pahaet overleefde twee zelfmoordpogingen nadat kredietmedewerkers hem, bij uitblijvende betalingen, voortdurend benaderden en druk uitoefenden om land en bezit te verkopen of extra leningen af te sluiten. Vergelijkbare gevallen met klanten van Amret, AMK, Sathapana en LOLC worden gerapporteerd.
De schaal van het probleem is groot: Cambodja telt ongeveer 3 miljoen huishoudens met een microkrediet, een gezamenlijke schuld van circa 15 miljard euro. Gemiddelde leningen zijn ongeveer vier keer het mediane jaarinkomen (ruim 1.300 euro), en de wettelijke rente kan oplopen tot 18 procent plus bijkomende kosten. Mensen lenen vaak opnieuw om bestaande schulden te voldoen, wat een vicieuze schuldenspiraal veroorzaakt. Vooral inheemse gemeenschappen blijken extra kwetsbaar door taalbarrières, analfabetisme en beperkte financiële geletterdheid; Human Rights Watch koppelt deze schuldenlast aan gedwongen verkoop van land, voedselonzekerheid, kinderarbeid en suïcide.
Internationale ontwikkelingsbanken en investeerders steken miljarden in Cambodjaanse microfinancieringsinstellingen. De Nederlandse ontwikkelingsbank FMO figureert prominent: zij verstrekte onder meer grote leningen aan instellingen als Sathapana (51,5 miljoen dollar) en Amret (100 miljoen dollar; FMO had tot voor kort 20 procent van de aandelen). Ook andere Europese financieringsorganisaties (EIB, BIO) en ratingbureaus spelen een rol. Dat investeerders geld steken in microkrediet wordt doorgaans gerechtvaardigd met het doel armoede te bestrijden en lokale financiering te ondersteunen, terwijl het risico voor westerse geldschieters beperkt lijkt omdat kredietnemers rente betalen.
Een belangrijk mechanisme dat dit investeringsmodel legitimeert is het certificeringssysteem Cerise+SPTF, met het zogenoemde Client Protection Pathway. Banken met een gouden of zilveren certificaat worden gezien als veilig en klantvriendelijk, wat investeerders aanspreekt. Onderzoek toont echter dat certificering in de praktijk geen garantie is voor bescherming: banken met recente certificaten worden in dossiers beschuldigd van intimidatie, het doorspelen van wanbetalingen aan lokale autoriteiten, en zelfs aanmoediging tot gevaarlijke oplossingen (zoals het afsluiten van dure onderhandse leningen). In enkele gevallen bleven banken met schokkende klachten toch als ‘gecertificeerd’ op de Cerise+SPTF‑site staan.
Sinds maart 2024 heeft Cerise+SPTF haar certificeringsprocedures aangepast: de organisatie schoof ratingbureaus op afstand en stelde dat ook andere partijen certificeringen mogen toekennen. Tegelijkertijd ontkent Cerise+SPTF verantwoordelijkheid voor het gebruik van haar normen door derden en zegt ze geen aansprakelijkheid te nemen voor schade door gecertificeerde instellingen. Critici noemen die stap verzwakking van toezicht en wijzen op mogelijke belangenverstrengeling en gebrekkige controle van certificerende instanties.
Samenvattend: waar microkrediet ooit werd gepresenteerd als hulpmiddel voor zelfredzaamheid, toont onderzoek aan dat het systeem in Cambodja op grote schaal tot excessieve schulden, sociale ontwrichting en soms tragische uitkomsten leidt. Westerse financiers, certificeringsmechanismen en lokale kredietpraktijken zijn daarbij nauw met elkaar verweven, terwijl toezicht en verantwoordelijkheid volgens onderzoekers en activisten tekortschieten.