Nederlanders lopen niet met vlaggen, maar hullen zich in oranje

zaterdag, 20 september 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Fractievoorzitter Esther Ouwehand verscheen tijdens de Algemene Beschouwingen met een Palestijnse vlag om haar nek. De auteur noemt dat ongepast en inconsequent: de Partij voor de Dieren diende in juni opnieuw een wetsvoorstel in om onverdoofd slachten te verbieden, terwijl Hamas — zo wordt gesteld — juist onverdoofd slachten als kernactiviteit heeft. De handeling wordt bovendien als "on-Nederlands" bestempeld: Nederlanders zouden de nationale vlag weinig tonen en reserveerder met zulke symbolen omgaan dan Amerikanen of Britten.

In plaats van de rood-wit-blauwe driekleur draagt Nederland van oudsher vooral oranje als nationaal teken. Die voorkeur hangt samen met de dynastieke geschiedenis van de titel "Prins van Orange". Die titel kwam in de zestiende eeuw via René van Châlon bij Willem van Oranje terecht en groeide uit tot het centrale symbool van een familie die een belangrijke rol speelde in de Opstand tegen Spanje en de daaropvolgende Republiek. De tekst schetst de belangrijkste stappen: Willem van Oranje als stadhouder en tegenstander van de Habsburgse macht, vlucht na de komst van de hertog van Alva, de moord op Willem in 1584, en het militaire succes van Maurits, die later de prinsentitel erfde en als vorstelijk leider optrad.

De vlaggeschiedenis is een verhaal van rivaliteit tussen oranje-georiënteerde en republikeinse symbolen. Tijdens de Opstand voerden aanhangers van Oranje de Prinsenvlag (oranje‑wit‑blauw), terwijl de Staten-Generaal de Statenvlag (rood‑wit‑blauw) hanteerden. Maritieme bronnen tonen dat de Nederlandse vloot aanvankelijk onder de Prinsenvlag voer, later onder beide, en vanaf circa 1663 alleen nog onder rood‑wit‑blauw.

Na het uitsterven van directe mannelijke lijnen raakten titels en aanspraken versnipperd: naast de Nederlandse Oranjes claimen ook nazaten van een Franse benoeming en het hoofd van de Pruisische tak (Georg Friedrich von Preußen) de titel Prins van Orange. In Nederland zelf werd de dynastieke positie verder verstevigd toen de grondwet in 1983 wijzigde, waardoor overdracht van de titel ook via vrouwelijke lijn mogelijk werd. Daardoor konden kroonprins Willem-Alexander en later prinses Amalia de titel voeren, wat oranje nog meer als nationaal herkenningspunt vestigde.

Dynastieke belangen spelen door: mocht het Nederlandse koninkrijk krimpen, dan zou de Oranjedynastie nog steeds soevereiniteit hebben over Caribische landen die behoren tot het Koninkrijk (Aruba, Curaçao, Sint Maarten), elk met eigen vlaggen. Cultureel en commercieel is oranje alomtegenwoordig — bedrijven en sportevenementen kiezen vaker voor die kleur dan voor de Nederlandse driekleur. De auteur merkt ook op dat regionale vlaggen, zoals die van Friesland, juist wél brede herkenning genieten.

De slotconclusie is dat de traditionele rood‑wit‑blauwe vlag in Nederland geen bindend nationaal symbool meer is en waarschijnlijk terrein verliest aan oranje — en tegelijkertijd wordt de aanwezigheid van de Europese vlag (blauw met gele sterren) steeds zichtbaarder. De observatie begint met een actuele politieke controverse (Ouwehands verschijning) maar werkt uit naar een breed cultuur- en dynastiek historisch overzicht waarom oranje, niet de tricolour, het publieke beeld van Nederlandse nationale identiteit beheerst.