Nederland moet nú iets doen. 'De welvaart staat op het spel'
In dit artikel:
Peter Wennink, voormalig topman van ASML, roept in zijn rapport "De route naar toekomstige welvaart" op tot snelle en omvangrijke investeringen in Nederland om de welvaart en veiligheid op lange termijn te behouden. Het rapport, dat Wennink vrijdag in Nieuwspoort presenteerde na opdracht van minister Karremans (Economische Zaken), volgt op gesprekken met ruim duizend vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, kennisinstellingen, financiële instellingen en (semi)overheid. Wennink waarschuwt dat Nederland te lang zelfgenoegzaam is geweest en nu jaarlijks 1,5–2 procent groei nodig heeft om achteruitgang te voorkomen — een doel dat nog lang niet wordt gehaald.
Centraal staat een investeringspakket voor de komende tien jaar van naar schatting €151–187 miljard, gericht op kansrijke sectoren: digitalisering en kunstmatige intelligentie, veiligheid en defensie, energie- en klimaattechnologie en biotechnologie. Een groot deel kan door bedrijven zelf worden gefinancierd, maar de overheid moet meebetalen en randvoorwaarden scheppen, onder meer via een voorgestelde Nationale Investeringsbank waarin de staat €10–20 miljard stopt om privaat kapitaal aan te trekken.
Wennink signaleert meerdere knelpunten die groei remmen: trage en ingewikkelde vergunningprocedures, vertraagde aanleg van kabels, hoogspanningslijnen, woningen en bedrijventerreinen, en achterstallig onderhoud van infrastructuur zoals zeekabels. Ook het elektriciteitsnet is te vol; ongeveer 14.000 bedrijven wachten nu op een stroomaansluiting, wat zowel industriële uitbreiding als vergroening belemmert. Hoge stroomprijzen en belastingdruk duwen bedrijven naar België of Duitsland; daarom pleit hij voor lagere energiebelasting en het tijdelijk openhouden van gascentrales totdat grootschalige opslagoplossingen beschikbaar zijn.
Onderzoek & ontwikkeling krijgt veel aandacht: Nederlandse bedrijven investeren relatief weinig in R&D, iets dat Wennink ‘zorgwekkend’ noemt omdat het toekomstig technologisch leiderschap bepaalt. Het rapport vraagt om meer publieke en private R&D-middelen en betere financieringsmogelijkheden voor start-ups, die anders naar de VS trekken.
Op sociaal-economisch terrein adviseert Wennink meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt en makkelijker omscholing. Hij stelt voor de loong/ziekte-uitkeringstermijn van twee naar één jaar te verkorten om werkgeverslasten te drukken. Het onderwijs moet substantieel verbeteren, met extra focus op bètavakken en technisch talent; buitenlandse studenten moeten worden verwelkomd in plaats van geweerd.
Politiekgevoelige voorstellen zijn ook te vinden: een forse inkrimping van de melkveehouderij om het stikstofprobleem op te lossen en ruimte vrij te maken voor bedrijven en energie-infrastructuur. Wennink waarschuwt dat voortzetting van het getalm rond stikstof in vijf jaar tot €30 miljard schade kan leiden en pleit voor uitkoop van melkveehouders indien nodig.
Ten slotte hamert hij op een helder, consistent overheidsbeleid met langdurige keuzes, bij voorkeur gedragen door een meerderheidskabinet en aangestuurd door de premier zelf. Volgens Wennink zullen maatregelen soms pijn doen, maar de kosten van niets doen wegen veel zwaarder dan de voorgestelde investeringen.