Nederland ging langzaam maar zeker wennen aan een vrouw op de kansel
In dit artikel:
Greet van ’t Slot vierde deze lente haar vijftigjarig jubileum als predikant; zij behoort tot de generatie die de grote protestantse kerken in Nederland deed wennen aan vrouwelijke voorgangers. De weg daar naartoe begon echter al veel eerder en verliep ongelijk: kleinl edereen en liberaal begonnen, de grote kerken volgden later.
De allereerste Nederlandse vrouwelijke dominee was Anne Zernike (1887–1972). Zij werd in 1911 in het Friese Bovenknijpe (nu De Knipe) bevestigd als doopsgezind predikant; de doopsgezinden hadden vrouwen al vanaf 1905 tot het ambt toegelaten. Andere kleine, vrijzinnige kerken volgden: remonstranten in 1915, de Lutherse kerk liet vrouwen vanaf 1922 toe (met Jantine Auguste Haumersen in 1929 zelfs een wereldprimeur als eerste vrouwelijke lutherse predikant). Grote hervormde en gereformeerde kerken openden hun ambten pas veel later: de Hervormde Kerk in 1967 en de Gereformeerde Kerken in Nederland in 1969 — besluiten die vielen in de context van maatschappelijke veranderingen en de tweede feministische golf.
Tegenstanders citeerden bijbelteksten en theologsche argumenten over scheppingsorde en orde in de gemeente (waaronder paulinische “zwijgteksten”) om vrouwen te weren. Voorstanders trokken andere bijbelpassages aan die gelijkheid in Christus benadrukken. Naast theologische disputen speelden maatschappelijke hervormingen mee: in 1956 werd de handelingsonbekwaamheid van vrouwen opgeheven en in de jaren zestig en zeventig nam de maatschappelijke druk voor gelijke rechten toe. Dat hielp de twee grote protestantse kerken over de streep; lokaal en landelijk waren er echter veel discussies over eventuele beperkingen of ‘passende’ taken voor vrouwen.
De pioniers uit die periode hadden vaak jarenlang gestudeerd en gewerkt in kerkelijke functies voordat zij officieel als predikant konden worden bevestigd. Voorbeelden zijn Nora van Egmond (1922–2017), de eerste vrouwelijke predikant in de Gereformeerde Kerken, die haar studie al tijdens de oorlog begon en later ironisch genoeg examen moest doen bij predikanten aan wie zij zelf nascholing had gegeven; en Margriet Gosker, die in 1972 predikant werd en veel heeft geschreven over deze geschiedenis. Sommige gemeenten maakten eerder uitzonderingen: Ietske Jansen werd in 1959 buiten de regels om predikant in Zeevang vanwege een nijpend tekort aan geestelijk verzorgers.
Na de openstelling in de jaren zestig nam het aantal vrouwelijke predikanten gestaag toe. In de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), die in 2004 ontstond uit een fusie van Hervormde, Gereformeerde en Lutherse kerken, is het vanaf het begin vanzelfsprekend dat vrouwen dominee kunnen zijn. Toch blijft de kerk verdeeld: in behoudende PKN-kringen en reformatorische kerken zijn vrouwen vaak niet welkom op de kansel of in het bestuur. Op landelijk niveau is de verhouding onder PKN-predikanten per 1 januari 2025 ongeveer 70 procent mannen tegenover 30 procent vrouwen.
Ook in andere protestantse gemeenschappen wijzigde het beleid geleidelijk: de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) openden het ambt in 2004 (eerste bevestiging 2011), de Gereformeerd vrijgemaakte kerk vanaf 2017 (met Almatine Leene als eerste vrouwelijke dominee). In evangelische en pinkstergemeenten komen predikantvrouwen voor, maar zij blijven eerder uitzondering dan regel. Binnen sommige kerken, zoals delen van de Christelijke Gereformeerde Kerken, leidt de kwestie van vrouwen in het ambt anno 2025 zelfs tot dreigende scheuringen.
Trouw begint een reeks portretten van vrouwelijke predikanten uit die eerste generaties, die terugkijken op hun motivatie, tegenstand en ervaringen. Het eerste portret, van Margriet Gosker, verschijnt op 15 september. De reeks belicht hoe individuele vrouwen en maatschappelijke omwentelingen samen hebben gevormd hoe het Nederlandse protestantisme vandaag met vrouwen op de kansel omgaat.