Natuurbeleid bedreigt mens en natuur

zaterdag, 8 november 2025 (09:17) - De Andere Krant

In dit artikel:

Het Nederlandse natuurbeschermingsbeleid is volgens het stuk ontaard door ideeën en strategieën van radicale milieubewegingen, met verstrekkende gevolgen voor landbouw, eigendomsrecht en leefbaarheid. De schrijver traceert de ontwikkeling van dat beleid vanaf de naoorlogse modernisering van de landbouw via internationale milieuconventies tot de huidige doelen voor grootschalig natuurherstel, en pleit voor een alternatief beleid dat menselijke bewoning en economische activiteit combineert met natuurbeheer.

Historische wortels: modernisering en landschapsverlies
Na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland onder leiding van minister Sicco Mansholt een ingrijpende omschakeling naar industriële landbouw doorgevoerd. Klein, gemengd boerenbedrijf maakte plaats voor grootschalige gespecialiseerde productie; landschappen werden “verkaveld”, heggen, houtwallen en elzenhagen verdwenen in groten getale (honderdduizenden kilometers), en daarmee veel van het biodiverse cultuurlandschap. Als reactie daarop streefde de overheid vanaf de jaren ’70 naar het teruggeven van delen land aan de natuur en kwamen terreinen onder beheer van organisaties als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten.

Van lokaal natuurbeheer naar ecosysteemnetwerken
Internationaal verschoof de natuurbescherming in de jaren ’80 van soortgericht behoud naar het beschermen van habitats en het verbinden van natuurgebieden: het ecologische netwerkmodel. Dit idee won ingang in beleid en werd na de VN-top in Rio (1992) verankerd in instrumenten als het Biodiversiteitsverdrag en in wereldwijd uitgezette beschermingsdoelen. Drie grote NGO’s kregen de opdracht voor een wereldwijde beoordeling; hun aanbevelingen leunden deels op het radicale Amerikaanse Wildlands-concept, dat pleit voor uitgestrekte ononderbroken natuurgebieden en herstel naar een veronderstelde pre-industriële toestand.

Radicale wortels en beleidsinvloed
Het Wildlands-idee vindt deels zijn oorsprong in milieugroepen en publicaties die kritisch stonden tegenover menselijke aanwezigheid in wildernisgebieden. Figuren als John Foreman (Wild Earth/Earth First!) en sommige conservatiebiologen propageerden omvangrijke rewilding-projecten en een schrapping van menselijke infrastructuur in grote gebieden. Hoewel de methoden veranderden (van sabotage naar lobbying en juridische stappen), heeft het gedachtegoed via internationale conventies en NGO-adviezen wél invloed gekregen op het beleid van VN, EU en lidstaten.

EU- en Nederlandse uitvoering: Natura 2000, EHS/NNN en targets
Op EU-niveau resulteerde dit in het Natura 2000-netwerk (Vogel- en Habitatrichtlijnen) en op nationaal niveau in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), later Natuur Netwerk Nederland (NNN). Europa heeft daarmee een van de grootste ecologische netwerken ter wereld; internationaal zijn beschermde gebieden sterk uitgebreid. Recente mondiale doelen (Kunming–Montreal Framework) stellen 30 procent bescherming van land en zee als doel voor 2030, met verdere integriteitsdoelen richting 2050. In Nederland zou dit, bij volledige realisatie van huidige ambities, kunnen leiden tot ongeveer 40 procent van het land in natuurstatus.

Gevolgen voor landbouw, bezit en leefbaarheid
De auteur waarschuwt dat deze koers grote consequenties heeft: vruchtbare grond wordt afgegraven of vernat, landbouw en visserij worden beperkt, gebieden worden met wetten en regels ontoegankelijk gemaakt voor economisch gebruik, en particuliere praktijken worden ingeperkt of onmogelijk gemaakt. Dat leidt tot verlies van boeren, voedselproductie, lokale economische activiteit en kennis. Ook wordt gewezen op gevallen zoals massale damverwijderingen in Europa en de terugkeer van grote roofdieren, waardoor bestaande gebruiksfuncties in het landschap sterk veranderen. Beheer door grote terreininstituten vervangt vaak lokaal eigenaarschap; dat proces wordt door critici gezien als een de facto onteigening via regelgeving.

Kritiek op ‘historische natuur’ en beleidslogica
Belangrijk punt in de kritiek is dat het streven naar terugkeer naar een veronderstelde oorspronkelijke natuur niet per se leidt tot meer biodiversiteit. Veel zogenaamde oude landschappen waren juist soortenarm; het cultuurlandschap dat boeren maakten — heggen, houtwallen en gemengde percelen — bood soms juist rijke habitats. Het beleid zou volgens de auteur te veel vertrekken vanuit de premisse dat menselijke aanwezigheid per definitie schadelijk is en dat natuur alleen floreert zonder menselijke invloed.

Alternatief: rentmeesterschap en praktijktests
Als tegenwicht wordt rentmeesterschap voorgesteld: een benadering waarin boeren en vissers als beheerders van biodiversiteit optreden en waar herstel samengaat met eigendom, voedselzekerheid en economische continuïteit. Concrete voorbeelden en voorstellen bestaan al: herstel van heggen en houtwallen (Deltaplan voor het landschap), Natuurlijk Agrarisch Beheer (NAB 25), en initiatieven van verenigingen die boeren ondersteunen bij de overgang naar kringlooplandbouw. Zulke projecten tonen volgens de auteur aan dat natuurherstel goedkoper kan, sociaal eerlijker is en tegelijk landschap, biodiversiteit en lokale economie kan versterken.

Oproep tot een andere discussie
De centrale oproep is om het debat over natuurbeleid te verbreden: niet te blijven hangen in technische discussies over stikstofmodellen of kritische depositiewaarden, maar fundamenteel te overwegen welk model van samenleving en bestaanszekerheid gewenst is. De schrijver vraagt politici en publiek keuzes te maken die natuurdoelen afwegen tegen voedselzekerheid, ondernemersvrijheid en eigendomsrechten, en ruimte te geven aan oplossingen die mens en natuur samen laten bestaan.

Kort: het betoog stelt dat grootschalige, natuur-exclusieve strategieën voortkomen uit een mix van radicale idealen en internationale beleidskaders, en pleit voor een praktische, habitatvriendelijke benadering waarin lokale kennis, boeren en eigenaren centrale rollen blijven spelen.