Na ruim een halve eeuw eerste rechtszaak over Bloody Sunday
In dit artikel:
In Belfast begint vandaag de eerste strafzaak over Bloody Sunday, het bloedbad op 30 januari 1972 in Londonderry waarbij Britse soldaten het vuur openden op een vreedzame betoging. De geanonimiseerde “Soldaat F” wordt aangeklaagd voor twee moorden en vijf pogingen daartoe. De demonstranten protesteerden tegen Britse heerschappij en de behandeling van gevangenen; veertien betogers werden gedood en vijftien raakten gewond.
Lang was de officiële lijn dat de troepen hadden gehandeld uit zelfverdediging (het zogenoemde Widgery-rapport), maar een nieuw onderzoek in 2010 (Saville Inquiry) concludeerde dat geen van de doden bewapend was en dat de schoten onterecht waren. Premier David Cameron bood namens de regering excuses aan. Nabestaanden eisten vervolging, maar het juridische spoor verliep moeizaam: aanklagers namen jaren, meerdere beschuldigingen tegen andere soldaten en IRA-leden werden wegens gebrek aan bewijs geseponeerd, en ook de zaak tegen Soldaat F werd aanvankelijk geschorst voordat die beslissing werd aangevochten.
Om veiligheidsredenen blijft de identiteit van de beschuldigde afgeschermd; hij kan tijdens de zittingen mogelijk achter een doek zitten. De aanklacht verwijst onder meer naar het dodelijk neerschieten van de 22-jarige Jim Wray en de 26-jarige William McKinney, die beide in de rug zijn geraakt — Wray zelfs tweemaal, mogelijk terwijl hij al op de grond lag. Het tweede onderzoekscomité oordeelde dat paniek of angst waarschijnlijk geen verklaring is voor het gericht vuur.
De verdediging zal onder meer de betrouwbaarheid van ooggetuigen betwisten; sommige getuigen zijn inmiddels overleden. Hoewel het Goede Vrijdagakkoord van 1998 grotendeels vrede bracht, blijft de emotionele en politieke impact van Bloody Sunday in Noord‑Ierland zeer gevoelig. Recent zette een militaire veroordeling uit 2022 (voor een schot uit 1988) een precedent, maar veel nabestaanden vinden dat nog onvoldoende verantwoording is afgelegd.