Na het schilderij nu de diamanten: waarom Paul al 12 jaar achter een nazi aan zit
In dit artikel:
Paul Post ontdekte dit jaar via een Argentijnse makelaar op interieurfoto’s een schilderij dat tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Nederland was geroofd — een vondst die wereldwijd aandacht trok en een mijlpaal vormt in zijn twaalf jaar durende onderzoek naar de voormalige nazi-ambtenaar Friedrich Kadgien. Post begon zijn speurtocht deels nadat hij ongeveer vijftien jaar geleden het oorlogsdagboek van zijn vader vond; diens aantekeningen uit het Rijksbureau voor Diamant tonen hoe Duitse bezetters systematisch kilo’s aan diamanten wegnamen bij Joodse diamantairs. Volgens Post is er in officiële documenten meer verdwenen dan geregistreerd staat.
De naam die steeds terugkeert in de archieven is Friedrich Kadgien: een Duitse jurist en SS-lid die een hoge functie had rond het Vierjarenplan en betrokken was bij het veiligstellen van grondstoffen en geroofd kapitaal voor de Duitse oorlogsindustrie. Toen het regime viel, vluchtte Kadgien naar Zwitserland en nam hij volgens ondervragingen daar onder meer diamanten en kunstwerken mee. Zwitserse en Amerikaanse onderzoekers noteerden dat hij over aanzienlijke middelen beschikte, maar dat leidde niet tot strafvervolging. Vijf jaar later vestigde Kadgien zich in Zuid-Amerika, waar hij een handelsmaatschappij begon en onder zijn eigen naam zaken deed.
Post en journalisten stuiten op stilstand in officiële onderzoeken: Nederlandse ministeries reageerden behoedzaam, gesprekken in Zwitserland werden belemmerd en verzoeken aan de CIA om inzage in Kadgien-dossiers werden afgewezen. Post vermoedt dat belangen van andere landen een rol hebben gespeeld bij het laten rusten van het dossier. Deze zomer leidde navraag in Mar del Plata naar de woning van Kadgiens dochter Patricia, waarvan de advertentiefoto’s het vermiste schilderij toonden — het directe bewijs dat Kadgien waardevolle roofgoederen bij zich had.
Post zet het onderzoek voort om te achterhalen waar die diamanten en andere roofgoederen zijn gebleven en of westerse diensten na de oorlog mogelijk voordeel hebben gehaald uit Kadgiens vermogen. Tegelijkertijd meldt hij dat een Amerikaanse senaatscommissie momenteel Zwitserse bankrekeningen onderzoekt — waaronder die van Credit Suisse — waarin Kadgien mogelijk vermeld kan staan. De zaak werpt vragen op over de omgang met nazi-geld na de oorlog en over wat er nog verborgen of onverantwoord is gebleven.