Na de val van Assad is er een onzichtbare oorlog gaande tegen alawitische vrouwen in Syrië
In dit artikel:
Sinds de val van Bashar al‑Assad in december 2024 is aan de Syrische kust en in andere delen van het land een golf van vergeldingsgeweld uitgebroken tegen de alawitische minderheid. Islamistische gewapende formaties — samengebracht onder de nieuwe machtsstructuur van interim‑president Ahmed al‑Shara (voormalig leider van Hay’at Tahrir al‑Sham) — voerden in maart 2025 georganiseerde aanvallen uit op alawitische dorpen. Volgens het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten kostten die aanvallen meer dan 1.600 burgers het leven en nam het aantal ontvoeringen van vrouwen en meisjes sterk toe. Traditionele beschermingsnetwerken voor de alawitische gemeenschap zijn grotendeels weggevallen; families leven sindsdien in voortdurende onzekerheid.
Meerdere persoonlijke getuigenissen uit Tartous, Latakia, Homs en andere provincies schetsen een patroon: gemaskerde mannen arresteren vrouwen en meisjes op straat of bij huisbezoek, blinddoeken hen, voeren hen weg en brengen hen naar afgelegen locaties waar zij seksueel geweld ondergaan, worden afgeknepen om losgeld of – in andere gevallen – als "sabaya" (seksslaven) worden gehouden en doorverkocht. Het verhaal van de 21‑jarige Abir en haar 15‑jarige zus Wafaa illustreert dit: tijdens een boodschappenritje bij Tartous werden zij samen met hun broer ontvoerd, van elkaar gescheiden, in een kelder opgesloten en gedurende weken systematisch misbruikt. Hun broer verdween spoorloos. Ondanks smeekbedes van hun moeder via sociale media kwamen de zussen na twee maanden terug, maar met blijvende psychische littekens en sociale stigmatisering.
Activisten die gevallen documenteren, zoals Basel Younes (gevestigd in Zweden), zagen tot nu toe meer dan 105 meldingen van verdwenen alawitische vrouwen en meisjes, waaronder 22 minderjarigen. Van die groep keerden 63 slachtoffers terug na dagen tot maanden — vaak nadat families losgeld betaalden — terwijl het lot van 41 vrouwen onbekend blijft. Younes waarschuwt dat het echte aantal vermoedelijk veel hoger is: veel families melden ontvoeringen niet uit schaamte, angst of omdat ze onder druk worden gezet het incident te bagatelliseren.
De praktijken variëren van individuele verkrachtingen tot georganiseerde groepsverkrachting en mensenhandel. Getuigen spreken ook van doorverkoop aan buitenlandse kopers; Hala (23) beschrijft hoe zij na ontvoering en herhaald seksueel geweld aan een Koeweitse man werd 'verkocht' en naar Libanon werd gebracht, totdat een Frans‑alawitisch hulpcollectief haar wist te helpen ontsnappen. Zulke collectieven en activistische netwerken spelen een belangrijke rol in het betalen van losgeld, het verzorgen van medische hulp en het faciliteren van vertrek naar het buitenland voor overlevenden.
Families worden vaak dubbel getroffen: eerst door het verlies en de vernedering van hun dochters, daarna door sociale druk om de zaak te verdoezelen. Seksueel geweld schaadt volgens velen het familie‑eerlijke normbeeld, waardoor slachtoffers en nabestaanden huiverig zijn naar buiten te treden. Bovendien rapporteren veel gezinnen dat lokale autoriteiten hun meldingen niet serieus namen of actief probeerden verklaringen te produceren die ontvoeringen als vrijwillig vertrek voorstelden. In meerdere gevallen werden vrouwen gedwongen videoboodschappen op te nemen of verklaringen te tekenen waarin zij ontvoeringen ontkenden — zoals in de zaak van Amna uit Tartous, die na haar terugkeer op het politiebureau een verklaring moest afleggen die haar ontvoering ontkende; haar partner Hassan is daarna spoorloos verdwenen.
De overgangsregering stelde een commissie van waarheidsvinding in, maar in haar rapport van juli verklaarde die commissie geen officiële meldingen te hebben ontvangen over ontvoeringen van vrouwen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken ontkent grootschalige ontvoeringen en spreekt van familieruzies, vrijwillig vertrek of onjuiste meldingen. Internationale organisaties trekken dit tegenbewijs in twijfel: Amnesty International heeft de regering opgeroepen tot onmiddellijke, grondige en onpartijdige onderzoeken en tot maatregelen om gendergerelateerd geweld te stoppen. Agnès Callamard van Amnesty waarschuwt dat ondanks beloften om Syrië voor alle bevolkingsgroepen te herbouwen, de autoriteiten falen in bescherming en berechting van daders.
Naast individuele bedreigingen — mannen die onder druk worden gezet om van hun vrouw te scheiden of losgeld te betalen — wijzen juristen en mensenrechtenactivisten op de politieke dimensie: deze ontvoeringen en het seksuele geweld lijken niet louter opportunistisch of financieel gemotiveerd, maar dienen als instrument van collectieve vernedering en machtsuitoefening tegen een concrete religieuze minderheid. Issam Mahmoud, voorzitter van een Frans‑alawitisch collectief, bereidt samen met families juridische stappen voor in Frankrijk en wil een aanklacht bij het Internationaal Strafhof indienen tegen al‑Sharaa en ministers wegens massaslachtingen, het tot slaaf maken van vrouwen en gedwongen verdrijving — daden die mogelijk neer zouden komen op genocide of etnische zuivering.
De sociale gevolgen zijn ingrijpend: vrouwen staken studie, gezinnen leven in angst, veel mensen overwegen vlucht en emigratie. Het ontbreken van betrouwbare cijfers, de druk om te zwijgen en de impasse bij officiële instanties maken het moeilijk om omvang en verantwoordelijkheid precies vast te stellen. Totdat er onafhankelijk onderzoek komt en daders worden berecht, blijven overlevenden en families gevangen in trauma, intimidatie en de dagelijkse dreiging van verdere schendingen.