Moordenaars van bekende Nederlandse misdaadjournalist Peter R. de Vries krijgen in beroep straffen tot 27,5 jaar cel
In dit artikel:
Het gerechtshof in Amsterdam heeft in hoger beroep straffen tot maximaal 27,5 jaar opgelegd aan de verdachten van de moord op misdaadjournalist Peter R. de Vries. De zwaarste straffen troffen de schutter en de chauffeur: elk 27,5 jaar cel (een half jaar minder dan in eerste aanleg). De zogenoemde moordmakelaar kreeg 26 jaar en één maand, gelijk aan zijn eerdere straf. Het Openbaar Ministerie had voor deze drie hoofdverdachten levenslange gevangenisstraffen geëist, maar het hof vond dat te ver gaan.
In totaal werden vandaag negen verdachten berecht; één werd vrijgesproken, de overige kregen straffen variërend van enkele weken tot tien jaar. De zaak draait om de fatale schietpartij op 6 juli 2021, toen De Vries bij het verlaten van de RTL-studio's in Amsterdam op straat werd neergeschoten. Hij overleed negen dagen later aan zijn verwondingen.
Peter R. de Vries was een bekend gezicht in Nederland: als misdaadjournalist en vertrouwenspersoon speelde hij een rol in grote strafzaken, van internationale zaken als Natalee Holloway tot hulp aan families van slachtoffers zoals Nicky Verstappen en Tanja Groen. Cruciaal in de context van zijn dood was zijn rol als vertrouwenspersoon van kroongetuige Nabil B., die in het Marengo-proces tegen drugsbaas Ridouan Taghi had getuigd; dat verband wordt gezien als mogelijke beweegreden voor de moord.
Wie precies de opdrachtgever was, is niet vastgesteld: geen van de verdachten wilde die informatie geven. De chauffeur heeft wel toegegeven dat hij aanvankelijk was benaderd om De Vries te doden maar die “opdracht” heeft teruggegeven en later volgens eigen zeggen gedwongen werd de vluchtauto te besturen. Een andere verdachte verklaarde eveneens eerst benaderd te zijn voor de liquidatie; de schutter zelf zweeg tijdens het proces.
Het hof stelde dat de moord bedoeld was om een afschrikwekkend signaal af te geven richting mensen die kroongetuigen bijstaan, en benadrukte daarmee de ernst van de aanval op personen die bijdragen aan strafrechtelijk onderzoek en de rechtsstaat.