Monique Tuijp overleefde cafébrand Volendam: „Ik kreeg een golf van vuur over me heen"

woensdag, 31 december 2026 (10:52) - Reformatorisch Dagblad

In dit artikel:

Monique Tuijp (nu in de veertig) was vijftien toen ze op nieuwjaarsavond 2000/2001 in café De Hemel in Volendam zat en een van de grootste brandrampen in recent Nederland meemaakte. Kerstversiering vatte vlam — naar later bleek mede door vuurwerk en sterretjes in het volle café — en binnen korte tijd stond het pand in brand. Monique kreeg een golf van hitte over zich heen, raakte direct ernstig verbrand en belandde in coma. In de ambulance hoorde ze op de radio dat aanvankelijk 187 mensen gewond waren; dat aantal zou nog oplopen. Veertien mensen overleden, onder wie een van haar vriendinnen, Anja Kok.

Na vijf weken ontwaakte Monique in het Brandwondencentrum Beverwijk als een soort "mummie": haar lichaam was zwaar omlijst met verband en ze had zware medicatie achter zich, wat bizarre, vaak lachwekkende dromen veroorzaakte. Pas na verloop van tijd kreeg ze beeld bij de omvang van haar verwondingen: haar wenkbrauwen waren verdwenen, haar gezicht toonde littekens als een web van korstjes en op verschillende plaatsen was huid ingekrompen. Dat laatste leidde tot tientallen operaties in de maanden en jaren erna om functies te herstellen: huidtransplantaties, reconstructies om te kunnen blijven bewegen en ingrepen aan het gezicht en de handen. Een groot deel van een paar vingers moest worden verwijderd; haar rechterhand is flink gehavend maar ze kan er nog mee schrijven en functioneren.

De revalidatie vroeg om enorme inzet. Monique moest opnieuw leren lopen en haar dagen in het ziekenhuis vulden zich met fysiotherapie en kleine taken om actief te blijven. Na een paar maanden keerde ze terug naar school (ze hoefde geen jaar over te doen) en probeerde haar levenslijn weer op te pakken: een studie industrieel ontwerpen aan de TU Delft bleek geen succes, ze voelde zich er eenzaam en vertrok na korte tijd; later volgde ze een hbo-opleiding technische bedrijfskunde en pendelde tussen studie, werk en Volendam.

De sociale en emotionele gevolgen zijn lang aanwezig geweest. Monique vertelt dat ze vroeger verlegen was maar door de ingrijpende ervaring mondiger en zekerder werd. Uiterlijkheden spelen voor haar nu veel minder een rol; ze doet geen betogingen of missieverklaringen, maar geeft praktische adviezen aan jonge meiden: maak je niet te druk om uiterlijkheden. Een ingreep die haar wel veel hielp was een scalp-expansie rond haar negentiende, waardoor haar haar weer normaal over het hoofd te dragen viel; daarvoor droeg ze jaren een haarstukje.

Het leven daarna: Monique bouwde een gezin op, kreeg twee zoons en werkt in Edam bij een bedrijf dat draaideuren maakt, waar ze garantieclaims afhandelt. Haar partner werkt in de scheepsbouw. Ze houdt contact met haar oude vriendinnen en het dagelijks leven draait vooral om normale dingen zoals school en Sinterklaas. Ze merkt dat mensen — vooral buiten Volendam — soms blijven staren, maar dat ervaart ze meestal als onschuldig nieuwsgierigheid: "Ik geef de kijkers geen ongelijk", zegt ze erover. In Volendam zelf schept het gedeelde lot met andere slachtoffers een band; velen uit het dorp dragen littekens.

Monique reflecteert nuchter op de impact van de ramp: het was een "vouw" in haar levensloop, geen allesbepalend lot. Ze is niet constant bezig met de brand of met angst voor brandgevaar, en ziet haar herstel en verdere leven als bewijs van veerkracht. Wel kreeg ze later te maken met een nieuwe zorg: sinds ongeveer acht jaar heeft ze MS, maar de medicatie werkt goed en ze benadrukt dat ze niet zielig gevonden wil worden. Haar verhaal is er een van overleven, lange revalidatie en het langzaam hervinden van een gewoon bestaan — met littekens die behouden blijven, maar zonder dat ze haar identiteit domineren.