Moeten we vóór de verkiezingen al weten wie met wie wil regeren?
In dit artikel:
Trouw legde in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober de vraag voor aan twee deskundigen: moeten partijen nu al openlijk aangeven met wie ze willen regeren? Politieke partijen zijn verdeeld over die strategie. Vrijwel alle partijen sluiten de PVV en Forum voor Democratie uit; VVD-leider Dilan Yesilgöz zet expliciet in op een rechtse coalitie, CDA-leider Henri Bontenbal kiest ook voor rechts, terwijl D66-voorman Rob Jetten oproept eerst de uitslag af te wachten.
Cultureel historicus René Cuperus en politicoloog Sarah de Lange geven verschillende maar elkaar aanvullende perspectieven. Cuperus zegt dat hij zijn keuze voornamelijk baseert op wie problemen als woningbouw, stikstof en migratie het beste oplost en ziet veel voorafgaande coalitie-uitlatingen vooral als strategisch spel om zwevende kiezers te winnen. Zulke beloften raken volgens hem snel op de achtergrond, zeker bij een langdurige formatie. De Lange benadrukt dat kiezers vaak rekenen met de coalitie-effecten van hun stem en daardoor strategisch stemmen. Dat illustreert volgens haar een kwetsbaarheid van het Nederlandse systeem: kiezers hebben relatief weinig invloed op de uiteindelijke regeringsvorming.
Beiden vinden wel dat informatie over voorkeuren nuttig is, maar met waarschuwingen: kiezers kunnen zich bedrogen voelen als partijen na de verkiezingen anders handelen. De Lange pleit voor meer duidelijkheid door voorafgaande, formele stembusakkoorden of coalities met concrete programma’s — een werkwijze die in landen als Noorwegen bestaat en volgens haar helderheid biedt voor kiezers. Cuperus wil vooral coalities gericht op probleemoplossing en betere samenwerking tussen politiek en departementen.
Over het veelvuldige uitsluiten van de PVV zijn ze het deels eens. De Lange noemt het legitiem dat partijen de PVV uitsluiten vanwege voorstellen die in strijd zouden zijn met de rechtsstaat; volgens haar is uitsluiting geen ondemocratische actie, omdat partijen vrij zijn samenwerkingskeuzes te maken. Cuperus erkent die redenering, maar noemt het oncomfortabel om, vooral als de PVV groot zou worden, de grootste partij buiten te sluiten. Hij waarschuwt dat de PVV als eenmansproject slecht is voor het systeem en dat fundamentele meningsverschillen over EU- en NAVO-lidmaatschap onoverbrugbaar zijn.
Ook over de SGP ontstaat debat: Cuperus stelt dat het vrouwenstandpunt van de SGP haaks staat op de Grondwet en reden kan zijn voor uitsluiting; de Lange ziet het interne organisatievraagstuk als minder doorslaggevend en vindt uitsluiting niet op voorhand terecht, tenzij de partij zou weigeren vrouwelijke ministers in een kabinet te accepteren.
Samengevat: deskundigen vinden dat partijen hun coalievoorkeuren mogen kenbaar maken omdat dat kiezersinformatie oplevert, maar waarschuwen voor strategisch gemompel dat tot teleurstelling kan leiden. Heldere, vooraf afgesproken combinaties met concrete plannen zouden volgens sommigen democratische duidelijkheid vergroten en de kans op coherente kabinetten die grote maatschappelijke problemen aanpakken.