Misschien moeten vrouwen hun eigen politieke partij oprichten
In dit artikel:
Gisteren haalde de auteur zijn dochter op van het station in Tilburg; zij had in Nijmegen meegedemonstreerd tegen femicide en voor de veiligheid van vrouwen. Dat persoonlijke begin vormt de aanleiding voor een bredere politieke en maatschappelijke aanklacht: in Nederland wordt volgens de auteur ongeveer eens in de acht dagen een vrouw gedood, meestal door een man. Die cijfers illustreren volgens hem een dieper liggend probleem: een door mannen gedomineerde machtsstructuur die zich uit in geweld, ongelijkheid en het systematisch kleineren van groepen.
De schrijver plaatst vrouwelijke onveiligheid en femicide in een historisch en structureel kader. Sinds de landbouwrevolutie zijn veel samenlevingen ingericht volgens patriarchale principes: strijd, hiërarchie en macht als doel op zich. Dat patroon leeft voort in moderne instituties en ideologieën — van kolonialisme en neoliberale economie tot hedendaagse politieke retoriek — en vertaalt zich naar concrete vormen van ongelijkheid: loonverschillen voor hetzelfde werk, seksistische opmerkingen in media en pijnlijke medische interventies die vaak door mannen zijn ontwikkeld (bijvoorbeeld sommige vormen van voorbehoedsmiddelen en borstonderzoek). Ook arbeidsindeling houdt volgens de auteur weinig rekening met de vrouwelijke levenscyclus of natuurlijke seizoenen.
Religieuze interpretaties (zoals bepaalde uitleggingen van Genesis) en westerse mythen spelen een rol in het legitimeren van ongelijkheid en ontmenselijking, meent hij, en gebruikt dat om ook grote conflicten en beleid (bijvoorbeeld ten aanzien van Palestina) in dit machtskader te plaatsen. Daarnaast wijst hij op de erosie van democratische waarden sinds de jaren tachtig, toen neoliberale marktlogica steeds meer ruimte kreeg ten koste van inclusiviteit en gelijkwaardigheid.
Als oplossing opperen de auteur en hij stelt expliciet: waarom richten vrouwen niet een eigen politieke partij op? Een partij die los van traditionele, mannelijke machts- en overlevingsmechanismen werkt en prioriteit geeft aan veiligheid, vertrouwen, gelijkwaardigheid, samenwerking en dienstbaarheid. In zo’n model zouden klassieke machtsstreven worden vervangen door luisteren, samen beslissen en zorgen voor het geheel. Mannen zouden eventueel kunnen aansluiten, mits ze zich vinden in die door vrouwen voorgestelde waarden. De auteur ziet vrouwen — mede doordat zij volgens hem vaak beter in staat zijn tot zelfreflectie en het dragen van hun lijden — als geschikte aanvoerders van zo’n ommezwaai, niet vanuit slachtofferschap maar vanuit kracht.
Tegelijkertijd reflecteert hij kritisch op zijn eigen stelling: bestaat het risico van veridealising van vrouwen? Is het terecht bepaalde eigenschappen aan één geslacht toe te schrijven? Hij waarschuwt ervoor mannen niet als vijanden neer te zetten — zijn dochter worstelde zelf met de slogan “niet alle mannen, maar altijd een man” tijdens de demonstratie — en benadrukt dat verbinding en nuance nodig zijn om groepen te verenigen en zwart-witbeelden te doorbreken.
Kortom: het stuk combineert persoonlijke ervaring met een systemische analyse van patriarchaat en neoliberalisme en komt uit op een politiek voorstel — een zelfstandige vrouwenpartij — als instrument om de mannelijke machtsstructuur te doorbreken en zo te werken aan een veiligere, meer inclusieve samenleving. De auteur sluit af met zelfkritiek en de oproep dat deze discussie niet alleen door mannen, maar door iedereen gevoerd moet worden in het streven naar minder geweld en meer veiligheid voor iedereen.