Minister Jambon reageert op de pensioenbesognes waarover Gerry*, Annick en Sofie* getuigden bij VRT NWS
In dit artikel:
Vakbonden en belangenorganisaties trokken vandaag door de Brusselse straten uit onvrede met de pensioenhervormingen van de federale regering. Bij VRT NWS legden verschillende betogers uit waarom ze meeloopten: ze vrezen dat ze langer moeten werken of met een lager pensioen zullen eindigen, en dat vrouwen daar disproportioneel onder lijden.
Drie getuigen uitlichten de persoonlijke bezorgdheden. Gerry (58) zegt na 37 jaar arbeid bang te zijn dat hij pas later vervroegd met pensioen kan; hij verwachtte op 63 te kunnen stoppen, en vreest nu 64 te moeten wachten. Annick (57) wijst erop dat haar jaren van deeltijds werk (32 uur per week) om voor haar kinderen te zorgen haar pensioen zouden schaden. Sofie (59) wil in 2029 met pensioen, maar vreest dat zij tot 2033 zal moeten doorwerken en bovendien minder zal krijgen omdat ze lange tijd parttime werkte.
Minister van Pensioenen Jan Jambon (N-VA) ging in op die zorgen en nuanceert meerdere punten. Voor Gerry is volgens Jambon op het eerste gezicht weinig verschil te verwachten: met 37 loopbaanjaren kan hij onder de huidige regels over vijf jaar op vervroegd pensioen komen; de kans dat dat exact één jaar opschuift is volgens de minister klein, al kunnen door een wijziging van het criterium voor een loopbaanjaar (van 104 naar 156 dagen) wel enkele maanden effect optreden. De regering werkt aan overgangsmaatregelen en een overgangsenveloppe voor zulke gevallen.
Op de vraag of deeltijds werkende vrouwen gestraft worden antwoordt Jambon dat jaren waarin iemand minstens halftijds werkt (vanaf 156 dagen per jaar) volledig meegeteld blijven voor de werkvoorwaarde om zonder malus vervroegd met pensioen te gaan. Ook zorgverloven worden gelijkgesteld met gewerkte dagen, wat volgens het kabinet veel vrouwen moet beschermen tegen nadelige effecten. Voor Sofie benadrukt Jambon dat de wet expliciet voorziet dat wie vandaag 59 is maximaal twee jaar langer zal moeten werken als gevolg van de hervorming, niet vier.
De Vrouwenraad blijft kritisch: zij waarschuwen dat vrouwen die vaker deeltijds werken of onderbreken voor zorgtaken "disproportioneel hard" kunnen worden getroffen. De kern van het conflict is daarmee helder: vakbonden en maatschappelijke organisaties vrezen onrechtvaardige gevolgen, de regering wijst op waarborgen en overgangsmaatregelen maar erkent dat bepaalde technische wijzigingen en individuele gevallen aandacht vereisen.