Mijn angst is dat straks alleen nog fascisten, opportunisten en naïeve idealisten de politiek in willen
In dit artikel:
Maandagochtend ziet de krant vooruitgang in golven, maar de schrijver keert die gedachte om: vooruitgang kan net zo goed abrupt worden afgebroken door donkere perioden. Dat voorbeeld gebruikt hij om te verklaren waarom hij zich al als student als cynicus identificeerde en waarom de recente verkiezingsuitslag hem niet verbaast maar wel verergert. In plaats van vernieuwing en beter bestuur ziet hij consolidatie van radicaal-rechtse krachten, politieke opportuniteit (zoals het laten vallen van een kabinet door de VVD om een zwak kabinet-Schoof te vormen) en weinig electorale afstraffing voor dit soort gedrag.
Hij somt voorbeelden van teleurstelling op: het enthousiasme rond bestaanszekerheid bleek oppervlakkig, oud-politici blijven in beeld en mondden tegen hun voormalige partijen (Jacques Monasch), en politici als Yesilgöz worden als ‘links verdacht’ bestempeld terwijl ze tegelijk libertaire leiders elders prijzen. Voor de toekomst ziet de auteur weinig hoop: de logische opties voor een nieuw kabinet (een kleurloos middenkabinet of een kabinet met JA21/FVD-achtige partners) zijn weinig aantrekkelijk, en een minderheidskabinet lijkt politiek ondenkbaar.
Het diepere probleem is volgens hem het wijdverbreide gebrek aan vertrouwen in politiek — dat is laag sinds het ‘functie elders’-schandaal van ruim drie jaar geleden — en de daarmee samenhangende afname van geïnteresseerden om de politiek in te gaan. Lokaal is het al moeilijk geschikte kandidaten te vinden; nationaal dreigt hetzelfde te gebeuren. Dat GroenLinks-PvdA moest teruggrijpen op bekend oudgediende illustreert het tekort aan nieuw talent.
De schrijver maakt een onderscheid tussen twee soorten cynici: de ‘goedbedoelende’ cynici die, ondanks pessimisme, nuttig zijn door verwachtingen te temperen en realistische oplossingen aan te dragen (zoals verkeersdrempels) en de ‘kwaadaardige’ of amorele cynici die politiek bedrijven voor eigen gewin en populistische schijnoplossingen (bijvoorbeeld retorische borden bij azc’s) prediken. Zijn angst is dat juist de laatste categorie de lege plekken in de politiek zal vullen — samen met opportunisten en naïeve idealisten — terwijl de nuttige, kritisch-nuchtere types afhaken en elders hun heil zoeken.