Migratie als politiek chantagemiddel voor financieel gewin
In dit artikel:
Migratie wordt niet alleen als humanitair of economisch vraagstuk bestudeerd, maar ook als instrument van geopolitieke druk. Dat is de kern van Kelly M. Greenhills onderzoek "Weapons of Mass Migration" aan de militaire universiteit in Monterey. Greenhill beschrijft een vorm van doelbewuste, grensoverschrijdende bevolkingsverplaatsing die door staten, rebellen, milities of opportunistische regimes wordt gecreëerd of gemanipuleerd om andere landen tot concessies te dwingen; hij noemt dit “gedwongen gemanipuleerde migratie”.
Het mechanisme werkt omdat westerse landen sterke normatieve verplichtingen hebben rond mensenrechten en vluchtelingenbescherming. Regeringen vrezen reputatieschade en beschuldigingen van hypocrisie wanneer zij hard optreden, en binnenlandse verdeeldheid en electorale risico’s maken het politiek moeilijk om zonder meer migratiestromen te negeren of af te wijzen. Sinds de invoering van het VN-Vluchtelingenverdrag (1951) identificeert Greenhill minstens 56 goed gedocumenteerde pogingen om migratie politiek te instrumentaliseren — gemiddeld ongeveer één per jaar.
De motieven achter dit soort chantage variëren: financiële steun of handelsvoordelen, opheffen van sancties, stopzetten van externe vijandelijkheden, politieke erkenning of zelfs terugtrekking van troepen. Greenhill noemt meerdere concrete voorbeelden: massamigraties en etnische verdrijvingen uit voormalig Joegoslavië werden in de jaren ’90 ingezet om Europese asielopname af te dwingen; Libië dwong EU-lidstaten (met name Italië) decennialang tot versoepeling van sancties in ruil voor samenwerking bij grensbeheersing; Wit-Rusland onder Loekasjenko gebruikte openlijk migratiedreigementen; Turkije kondigde in 2009 aan grenzen te kunnen “openen” richting Griekenland en Bulgarije.
De EU blijkt bijzonder kwetsbaar door haar hoge humanitaire standaarden, politieke gevoeligheid rond migratie en interne verdeeldheid tussen lidstaten. Dit heeft geleid tot grootschalige financiële en beleidsreacties: vanaf 2011 werd Tunesië een belangrijke ontvanger van EU-steun (ongeveer 1,4 miljard euro tussen 2014–2020) voor het tegenhouden van smokkelaars en migranten. Vanaf circa 2015 begonnen landen als Niger en Mauritanië betalingen en ondersteuning te ontvangen voor terugkeer en grensbeheer.
Voor landen die sterk geïntegreerd zijn in de wereldeconomie — Nederland scoort hoog op dergelijke globaliseringsindices — is de combinatie van hoge normen en toenemende binnenlandse druk problematisch. De fysieke en economische draagkracht van westerse staten raakt uitgeput, wat politieke spanningen voedt; in Nederland heeft migratie volgens het artikel bijgedragen aan de val van kabinet-Schoof in juni 2025.
Kortom: migratie kan een strategisch wapen zijn waarmee externe actoren politieke of economische concessies afdwingen. Voor beleidsmakers betekent dit dat ad-hocbetalingen en individuele overeenkomsten kwetsbaarheidsvragen oproepen; structurele EU-coördinatie, eerlijke lastendeling en aanpak van de onderliggende oorzaken in herkomstlanden zijn noodzakelijke onderdelen van een weerbaarder antwoord.