Met bamboe en klarinet zet Japan zich op de culturele wereldkaart
In dit artikel:
In de houten zalen van de eeuwenoude Mii-dera-tempel in Shiga klonken onlangs bamboefluit en westerse klarinet naast elkaar — een intiem concert dat bewust fungeert als metafoor voor Japanse ambities op het wereldpodium van erfgoed. De tempel herbergt ook documenten van de 9e-eeuwse monnik Enchin, sinds 2013 opgenomen in Unesco's Memory of the World-register, en het hoofdmonnik benadrukt dat die bronnen zowel nationaal als internationaal unieke waarde en zichtbaarheid verschaffen.
Het optreden illustreert een bredere strategie: Japan wil zijn culturele erfgoed internationaal steviger positioneren, niet alleen om culturele erkenning, maar ook omdat Unesco-labels toerisme en economische opbrengsten aantrekken. Sinds het Unesco‑programma in 1972 begon en na de eerste inschrijvingen in 1978, groeide de lijst naar meer dan 1.200 werelderfgoederen, naast 788 immateriële erfgoederen en 570 collecties in het Memory-register. Lang domineerden Europa en Noord-Amerika die lijsten, maar hun aandeel is sinds kort teruggevallen tot ongeveer 47 procent, terwijl Azië terrein wint.
China leidt in Azië met 57 benoemingen; Zuid‑Korea heeft er zestien; Japan breidde zijn portefeuille doelbewust uit van vijf locaties in 1994 naar 26 nu, en bereidt volgende maand een nominatie van 22 nieuwe sites voor. Die opmars gaat echter niet zonder spanningen: de erkenning van de Sado-goudmijnen leidde tot protesten uit Zuid‑Korea vanwege de inzet van Koreaanse dwangarbeiders in de Tweede Wereldoorlog, en critici vinden Japans historische erkenning onvoldoende. Omgekeerd stuitten Chinese nominaties over het bloedbad van Nanking op verzet vanuit Tokio, terwijl Zuid‑Korea archieven over de 'troostmeisjes' indiende en Japanse groepen reageerden met tegen-nominaties. Daarmee is Unesco in Oost‑Azië uitgegroeid tot een politiek strijdtoneel waarin landen via erfgoed hun eigen geschiedschrijving internationaal proberen te verankeren.
Initiatieven zoals het Mii-dera‑concert laten een andere reflex zien: cultuur als brug in plaats van instrument van rivaliteit. Organisator Makoto Yoshida, die lang in Brussel studeerde en speelde, wil met de combinatie van instrumenten laten zien dat klank en erfgoed kunnen verbinden — “Uiteindelijk is geluid gewoon universeel.” De mix van erkenning, economische belangen en diplomatieke sensitiviteit maakt duidelijk dat erfgoed vandaag zowel zachte macht als bron van conflict is.