NU+ | Mensen zijn niet anders gaan denken over migratie, behalve in stemhokje
In dit artikel:
De achterliggende opgave: Nederlandse kiezers denken al jaren grotendeels hetzelfde over migratie, maar stemmen steeds vaker op partijen met strikte migratieagenda’s. Politicologen Matthijs Rooduijn (UvA) en Joost van Spanje (Royal Holloway) leggen uit waarom hetzelfde opvattingenprofiel toch leidt tot een rechtere stemuitslag.
Wat blijft gelijk: uit lange reeks onderzoeken — onder meer de European Social Survey en het Nederlandse LISS-panel — blijkt dat houdingen tegenover immigratie de afgelopen decennia weinig veranderen. Veel Nederlanders zijn kritisch over migratie en de multiculturele samenleving en die kernopvattingen zitten volgens onderzoekers diep geworteld; als er al een verschuiving was, was die eerder een lichte vergroting van positieve gevoelens ten opzichte van immigratie.
Wat verandert wél: de politieke relevantie van het thema. Migratie speelt nu een veel grotere rol bij de keuze voor een partij dan vroeger. Waar in de jaren negentig sociaaleconomische thema’s vaak dominant waren, wegen kwesties als immigratie en identiteit tegenwoordig zwaarder in het stemhokje. Daardoor kunnen twee mensen met vergelijkbare migratie-opvattingen vroeger bij uiteenlopende partijen uitkomen (bijvoorbeeld PvdA of VVD), terwijl ze nu vaker geneigd zijn een expliciet anti-immigratie- of identitair profiel te belonen.
Ook de normalisering en politieke positionering hebben zich verplaatst. Standpunten die in de jaren tachtig en negentig rond personen als Hans Janmaat sociaal en politiek taboe waren, zijn doorbrekend geweest vanaf Pim Fortuyn en later Geert Wilders. Concurrenten en zelfs centrum-rechtse partijen, zoals de VVD, zijn naar rechts opgeschoven om electoraal mee te kunnen liften. Partijen passen hun prioriteiten aan als daar stemmen te winnen zijn: een voorbeeld is BBB, die van landbouwbelangen naar migratistische thema’s opschoof.
Jongere generaties stemmen volgens Van Spanje gemiddeld vaker met immigratiebeleid in het achterhoofd, wat deze trend verder voedt. Verkiezingen gaan daardoor minder over traditionele linkse dossiers als zorg, onderwijs en inkomensverdeling — onderwerpen waarop veel kiezers linkser staan — en meer over identiteit en integratie. Pogingen van linkse politici om het debat te heroriënteren slagen maar beperkt.
De implicatie voor toekomstig electorale gedrag is duidelijk: zolang kiezers blijven vinden dat migratie- en integratieproblemen onopgelost zijn, blijven die thema’s dominante verkiezingsagenda’s bepalen. Van Spanje verwijst naar landen met strenger migratiebeleid zoals Canada en Australië: daar bleken migratiecontroles niet per se permanent eenderde electorale uitkomst te bepalen; wanneer zorgen rond migratie en integratie afnemen, komen andere dossiers weer op de voorgrond en krijgen linkse partijen ruimte.
Kortom: het electoraat is niet wezenlijk rechter geworden in zijn onderliggende opvattingen, maar het belang van migratie als issue en de verschuiving van partijen naar rechts verklaren waarom rechtsere partijen steeds succesvoller worden.