Menig president VS leed aan mentale kwaal
In dit artikel:
Een recent rapport van een commissie in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden stelt ernstige vragen over de geestelijke wilsbekwaamheid van de voormalige president Joe Biden en beweert dat zijn staf een gecoördineerde poging deed om zijn mentale achteruitgang te verbergen. De commissie schrijft dat medewerkers in Bidens tweede termijn vaak een autopen hebben gebruikt om wetten en uitvoerende besluiten te ondertekenen — en suggereert dat die handelingen niet altijd het resultaat waren van Bidens bewuste instemming. Het gebruik van de autopen is niet nieuw, maar de commissie stelt dat bij Biden de gebruikelijke garantie van persoonlijke toestemming zou hebben ontbroken.
Republikeinen dringen er bij minister van Justitie Bondi op aan te onderzoeken of besluiten uit Bidens presidentschap op de juiste wijze zijn geautoriseerd; Bondi heeft aangegeven met de Republikeinen in het Huis te zullen samenwerken om duidelijkheid te verschaffen. Democraten verwerpen het rapport als slecht onderbouwd en wijzen erop dat het vooral steunt op persoonlijke indrukken en suggestieve media‑berichten. Zij wijzen ook op omstandigheden zoals vermoeidheid tijdens publieke optredens als verklaring voor momentane onzekerheid.
Juridische en medische experts betwijfelen of zo’n onderzoek tot een hard juridisch bewijs kan leiden. Verschillende deskundigen, waaronder constitutionele rechtsgeleerden, wijzen erop dat het aantonen van “mentale incompetentie” juridisch lastig is wanneer periodieke medische en cognitieve tests volgens de protocollen zijn uitgevoerd en geen alarmbellen deden rinkelen — iets dat bij Biden formeel het geval zou zijn geweest. Over het autopengebruik bestaat verdeeldheid: sommige juristen benadrukken dat de grondwet niet voorschrijft dat een president persoonlijk met pen moet tekenen, anderen stellen dat de inzet van de autopen wel altijd gepaard moet gaan met persoonlijke instemming en aanwezigheid, wat in dit geval volgens critici niet aantoonbaar zou zijn.
Het artikel plaatst de discussie in historisch perspectief: vragen over de mentale gesteldheid van presidenten zijn geen nieuw fenomeen. Een studie naar de eerste 37 presidenten concludeerde dat ongeveer de helft ooit aan psychische problemen leed en dat 24 procent voldeed aan criteria voor depressie. Als voorbeelden worden Franklin Pierce (getekend door familie‑tragiek en alcoholisme, waardoor hij als zwakke leider wordt gezien) en Abraham Lincoln (die zwaar depressief kon zijn maar toch beslissend leiderschap toonde) genoemd. Ook andere presidenten — van Washington en Wilson tot Nixon en Reagan — kenden volgens historici en onderzoekers mentale of neurologische kwetsbaarheden. Er circuleert een berucht verhaal dat Nixon in dronkenschap geprobeerd zou hebben een kernaanval te bevelen; hoewel nooit volledig gedocumenteerd, wordt het door sommige voormalige medewerkers en historici serieus genomen.
Tot slot waarschuwen psychiaters en deskundigen voor het politiseren van psychische diagnoses. Ken Duckworth van de National Alliance on Mental Illness wijst erop dat psychiatrische kwetsbaarheid een persoon niet per definitie ongeschikt maakt voor ambt en benadrukt de professionele en ethische restricties (zoals de Goldwater Rule) die het geven van publieke psychiatrische oordelen over publieke figuren zonder direct onderzoek verbieden. Hij en anderen waarschuwen dat mentale gezondheidsclaims soms worden ingezet als politiek wapen in plaats van op medische gronden te rusten.
Kortom: het rapport heeft een politieke en juridische discussie losgemaakt over Bidens capaciteit en over de legitimiteit van besluiten uit zijn presidentschap, maar onafhankelijke bewijzen die tot juridische nietigheid van die besluiten zouden kunnen leiden, lijken op dit moment moeilijk te leveren. De kwestie raakt bredere vragen over hoe democratische samenlevingen omgaan met mentale kwetsbaarheid van hun leiders en over de grens tussen legitieme controle en politieke manoeuvres.