Martin Bosma wil door als Kamervoorzitter - maar mag hij dat wel, of telt zijn PVV-stempel zwaarder dan zijn kwaliteit?
In dit artikel:
Martin Bosma (PVV), sinds december 2023 voorzitter van de Tweede Kamer, heeft zich officieel herkiesbaar gesteld voor die functie. In een brief aan de pas geïnstalleerde Kamer benadrukt hij dat het parlement in deze periode grote behoefte heeft aan ervaring, rust en continuïteit: kabinetten duren korter, verkiezingen volgen elkaar sneller op en debatten zijn steeds vaker emotioneel beladen.
Bosma beschikt naar eigen zeggen over bijna vijftien jaar Kamerervaring en was jarenlang ondervoorzitter voordat hij de voorzittershamer overnam na het vertrek van Vera Bergkamp (D66). Volgens het artikel heeft hij sindsdien gezorgd voor meer orde en zakelijkheid in vergaderingen, ingrijpend bij persoonlijke aanvallen en rust handhavend in verhitte debatten. Ook kringen aan linkerzijde zouden zijn kalme en deskundige manier van leidinggeven hebben erkend.
De recente samenstelling van de Kamer maakt zijn pleidooi voor stabiliteit extra relevant: na de verkiezingen van 29 oktober stapten 70 Kamerleden uit, terwijl 55 nieuwkomers en 15 terugkeerders instroomden — bijna de helft van de Kamer heeft daardoor weinig ervaring met procedures en werkwijze. In die context ziet Bosma zijn voortgezet voorzitterschap als instrument om continuïteit te bewaren.
Tegelijkertijd speelt Bosma’s partijband met de PVV een rol in de discussie. Sommige partijen geven openlijk de voorkeur aan een andere voorzitter enkel vanwege zijn PVV‑affiliatie. VVD‑Kamerlid Thom van Campen heeft zich inmiddels ook kandidaat gesteld, en er is een reële kans dat politieke reflexen in Den Haag meespelen bij de besluitvorming. De auteur van het artikel stelt dat afwijzing van Bosma op basis van partijkleur eerder politieke discriminatie dan een beoordeling van zijn functioneren zou zijn.
Het artikel waarschuwt dat een stemming tegen Bosma niet zou wijzen op een gebrek aan bekwaamheid, maar op de onwil van partijen om iemand van de PVV een prominente rol te geven — iets wat volgens de schrijver schadelijk is voor de parlementaire praktijk en het respecteren van de kiezerswil. De kern van de zaak is dat de voorzitter van de Tweede Kamer boven partijpolitiek moet staan en vooral stabiliteit, kennis van regels en gezag moet bieden in een sterk vernieuwd parlement.