Deelnemer aan mars tegen christenvervolging: „We laten te makkelijk over ons heen lopen"
In dit artikel:
Op een natte, stormachtige donderdagavond trotseerden enkele honderden mensen de regen bij station Amsterdam Bijlmer Arena om deel te nemen aan een stille mars tegen christenvervolging. Deelnemers droegen blauwe borden met landen als Irak, Nigeria, Myanmar, Pakistan, Eritrea en Congo — plekken waar volgens de betogers christenen worden vervolgd, kerken worden verwoest en gemeenschappen worden aangevallen.
Veel aanwezigen kwamen uit gereformeerde en evangelische kring en waren persoonlijk gemotiveerd. De 60‑jarige Jeannette Donker reisde uit Assen om „onze broers en zussen” te steunen; Marianne en Henriëtte Bout uit Putten benadrukten dat christenen soms lauw zijn in Nederland en meer verbondenheid en geloofstrouw zouden moeten tonen. Een deelnemer zei: „Zo trots als moslims zijn op de Koran, zo trots zouden christenen moeten zijn op de Bijbel,” waarmee hij de oproep illustreerde dat christenen zich duidelijker moeten uitspreken voor hun geloof. Anderen, zoals Dolf van der Steeg (76), uitten expliciet zorgen over de groeiende invloed van de islam in Europa en noemden organisaties als Boko Haram als voorbeeld van geweld tegen christenen.
De mars combineerde stilte, gebed en muziek. Evangelisten en musici van de organisatie Presence sloten zich aan en na afloop vormden de lopers een kring bij enkele eetgelegenheden om samen te zingen en te bidden. Een Nigeriaanse voorganger sprak over de hoop dat „barbaarse” praktijken van groepen als Boko Haram stoppen. Anneke Houtman van SDOK benadrukte dat vervolgde christenen en westerse gelovigen elkaar moeten steunen zonder elkaar angst aan te jagen.
De manifestatie kreeg ook een politieke lading. Don Ceder (ChristenUnie), initiatiefnemer in de Tweede Kamer voor de mars, riep op tot meer aandacht voor „gigantische aantallen” vervolgde christenen; hij noemde een figure van meer dan 380 miljoen vervolgde christenen wereldwijd. Ceder erkende dat Nederland vluchtelingen moet opvangen ongeacht hun geloof, maar wil strenger zijn tegen mensen met extremistisch gedachtegoed en vindt dat vluchtelingen zich moeten schikken naar Nederlandse waarden. SGP‑Kamerlid Diederik van Dijk haalde herinneringen op aan een bezoek aan noordelijk Nigeria, waar hij massagraven en verwoeste gemeenschappen zag, en reflecteerde dat westerse christenen mogelijk kunnen leren van de trouw van vervolgde kerken.
Tegelijkertijd toont de mars scherpe meningen over oorzaken van vervolging en over de binnenkomst van moslims in Nederland. Sommige deelnemers leggen directe verbanden tussen islam en christenvervolging en pleiten voor strengere grenzen; anderen, waaronder Ceder, waarschuwen ervoor niet alle moslims over één kam te scheren en benadrukken het onderscheid tussen vluchtelingen en extremisten.
De bijeenkomst was bedoeld om solidariteit te tonen, aandacht te vragen in politiek en kerkelijk Nederland en de verhalen van vervolgde christenen zichtbaar te maken. Organisaties als Presence en SDOK speelden een rol bij de organisatie en begeleiding. De mars illustreert een breder sentiment binnen delen van de christelijke gemeenschap: bezorgdheid om lotgenoten wereldwijd, een oproep tot meer openheid en betrokkenheid in eigen land, en een politieke discussie over hoe te reageren op vluchtelingen, extremisme en religieuze vrijheid.