Marcel Peereboom Voller: als de slakken kruipen gaan, is het met de stemlust gedaan
In dit artikel:
Op woensdag wordt Nederland getroffen door een noordwestelijke storing: regen naar binnen trekkend, alleen het zuidoosten krijgt opklaringen. De temperatuur blijft rond 12–14°C met een matige tot vrij krachtige zuidwestenwind — een weertype dat volgens de columnist Marcel Peereboom Voller invloed kan hebben op de opkomst bij stemlokalen.
Voller plaatst de gebruikelijke mediaanalyse — slecht weer = lagere opkomst, mooi weer = meer stemmen — in perspectief en wijst op vereenvoudigingen. Als voorbeelden noemt hij twee uitersten uit de verkiezingsgeschiedenis: op 6 mei 1998 regende het en was de opkomst laag (73,3%), maar die datum lag vlak na Bevrijdingsdag, wat mogelijk meehielp aan de lage belangstelling. En de recordopkomst van circa 88 procent op 25 mei 1977 viel samen met zonnig, zomers weer, maar ook met politieke onrust na de treinontvoering bij De Punt en de oproep van minister-president Joop den Uyl om toch te gaan stemmen — factoren die het beeld compliceren.
Voller introduceert bovendien de pluviofielen: een kleine maar niet onaanzienlijke groep Nederlanders (ongeveer 5%, naar schatting zo’n 900.000 mensen) die regen juist waardeert. In een krappe verkiezingsstrijd zouden juist hun stemkeuzes doorslaggevend kunnen zijn. Zijn kernconclusie is dat het weer nog altijd een dominante rol speelt in Nederland, maar dat weerkaarten alleen te simplistisch zijn om opkomst en kiesgedrag volledig te verklaren; historische context en onverwachte gebeurtenissen kunnen minstens zo bepalend zijn.