Machtsstrijd verzwakt Iraaks Koerdistan
In dit artikel:
Iraaks Koerdistan fungeert al jaren als relatief veilig toevluchtsoord voor vervolgde groepen uit de rest van Irak — onder anderen christenen, jezidi’s en Turkmenen — vooral sinds IS en andere gewapende groeperingen grote delen van het land teisterden. De Koerdische vlakten van Nineve, ten noorden van Mosul, vormen daarbij een belangrijke concentratie van christelijke gemeenschappen. Die stabiliteit en een zekere democratische traditie zijn van levensbelang voor deze minderheden.
Toch staat die democratie onder druk door interne machtsstrijd tussen de twee dominante Koerdische partijen: de KDP (Koerdische Democratische Partij) en de PUK (Patriottische Unie van Koerdistan). Historisch leidde hun rivaliteit in de jaren ’90 zelfs tot een korte burgeroorlog, waarbij buitenlandse spelers zich mengden; sindsdien gelden afspraken over machtsverdeling: de KDP is sterk in het westen en noorden (Erbil, Dohuk), de PUK dominanter in het oosten en zuiden (Sulaymaniyah). Beide partijen zijn nauw verweven met leidende families — respectievelijk de Barzani’s en Talabani’s — wat besluitvorming vaak familiebepaald maakt in plaats van institutioneel.
De opvolgingsstrijd binnen de Talabani-clan escaleerde recent: na het overlijden van patriarch Jalal Talabani (2017) verscherpte de rivaliteit tussen zijn zoon Bafel en neef Lahur. Afgelopen week liet Bafel, die grote invloed op veiligheidsdiensten heeft opgebouwd, Lahur arresteren wegens een vermeend moordcomplot. Deze confrontatie onderstreept hoe persoonlijke belangen de politieke stabiliteit kunnen ondermijnen, met directe gevolgen voor de veiligheid en positie van minderheden en voor de toekomst van democratische processen in de regio.