Lukt het fusiepartij GroenLinks-PvdA om een overwegend rechts stemmend land naar links te trekken?

woensdag, 24 september 2025 (00:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Na vier jaar onderhandelen staan GroenLinks en de PvdA op het punt daadwerkelijk te fuseren en een nieuwe landelijke ledenpartij te vormen. Wat begon als geheime gesprekken tussen toenmalige leiders Jesse Klaver en Lilianne Ploumen in 2021—een poging die aanvankelijk spaak liep tijdens de kabinetsformatie—is uitgegroeid tot een afgerond traject dat beide partijen binnen een jaar op een oprichtingscongres hun oude organisaties laat opheffen en onder een nieuwe naam verder laat gaan. De journalist Coen van de Ven volgde het proces nauwgezet en beschrijft in zijn boek Een links verhaal zowel de drijfveren als de spanningen achter die beslissing.

De directe aanleiding voor de fusie is praktisch: links stond electorale gezien op een historisch dieptepunt, met zeer magere verkiezingsuitslagen in 2023. Machtsbehoud en het streven naar een grotere impact in Den Haag worden vaak als belangrijkste motieven genoemd. Tegelijk is er ook een ideologische component: het streven naar een bredere synthese van sociaal-democratische en groene idealen, een lang gekoesterde droom die teruggrijpt op eerdere pogingen tot linkse bundeling (denk aan Keerpunt 1972 en de vraag die Hans van Mierlo in 1985 stelde naar de raison d’être van politieke bewegingen).

Toch zijn GroenLinks en de PvdA geen identieke bewegingen; hun verschillen zitten vooral in cultuur, verankering en omgang met macht. De PvdA is historisch geworteld in de arbeidersbeweging, opgebouwd als een brede volkspartij met een ‘bibliotheek’ aan tradities en instituties: behoudende omgang met ideologie, aandacht voor coalities tussen stad en platteland en een electorale praktijk die soms de prioriteit aan materiële welvaart gaf. GroenLinks daarentegen is jonger, wendbaarder en minder nostalgisch; ideëen en actuele stromingen zetten er sneller de agenda, zegt Van de Ven, en de partij heeft nooit echt gevreesd haar symbolen of vorm te koesteren.

Die verschillende grondslagen leverden concrete botsingen op: van interne discussies over woningbouw versus stadsnatuur tot morele debatten over degrowth en economische groei (waarbij figuren als Jason Hickel populair zijn binnen GroenLinks, maar scepsis oproepen bij sociaal-democratische kopstukken als Frans Timmermans). Praktische besluiten—zoals de afweging rond Lelystad Airport—toonden hoe verschillend prioriteiten kunnen uitpakken. Ook cultuurverschillen kwamen naar boven in campagnepraktijk: een incident tijdens de campagne in Leeuwarden, waar lokale PvdA’ers zich stoorden aan activistische jonge campagnevoerders uit stedelijke kringen, illustreert de kloof tussen landelijke optredens en lokale politiek.

De manier waarop de fusie verliep riep kritiek op: veel aandacht ging uit naar vorm, rituelen en feesten—de ‘katholieke’ aanpak van samenkomen en ceremonieel fuseren—maar minder naar diepgravende discussie over wat precies samengevoegd wordt. Voorstanders stelden dat partijen al voor 94 procent hetzelfde stemden; tegenstanders wezen erop dat die laatste procenten juist politiek beslissend zijn. Ook institutionele stappen zoals het samenvoegen van denktanks (Wiardi Beckman Stichting en het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks) laten zien dat men structureel wil samenkomen, maar de vraag blijft hoe dat intellectueel en strategisch ingevuld wordt.

Historische vergelijkingen laten zien dat vergelijkbare fusies niet nieuw zijn maar meestal veel trager en vaak met andere uitkomsten verlopen: de CDA-vorming van 1980 duurde dertien jaar en ging vergezeld van het opzetten van wetenschappelijke instituten en langdurige integratie. GroenLinks en PvdA realiseerden in enkele jaren wat andere partijen in decennia deden, mede gedreven door urgente electorale noodzaak. Dat tempo verklaart volgens kritische stemmen ook waarom veel inhoudelijke knopen nog niet goed zijn doorgehakt.

De toekomst van de fusiepartij staat daarmee in het teken van twee grote vragen. Ten eerste: wat wordt de raison d’être? Kan een nieuwe ‘volkspartij’ overleven in een samenleving die steeds meer versnipperd is in kleine culturele en morele ‘eilandjes’, met een groeiend stedelijk en hoger opgeleid electoraat? Ten tweede: hoe gaat de partij om met interne diversiteit en conflict? Historisch trok de PvdA juist haar kracht uit interne disputen en brede coalitievorming; GroenLinks daarentegen worstelt met de ambivalentie ten aanzien van macht. De nieuwe partij zal moeten kiezen tussen het openhouden van ruimte voor fel debat en het vermijden van infighting die haar publieke effectiviteit ondermijnt.

Op korte termijn wacht een eerste serieuze test: deelname aan formatiegesprekken. Hoe kiezers en leden in GroenLinks-sterke stadswijken reageren op beleidskoersen van leiders als Frans Timmermans—bijvoorbeeld ten aanzien van migratiequota en strengere grenscontroles—zal veelzeggend zijn. De fusie heeft de schaal van het ledenbestand en de slagkracht vergroot, maar of het ook een levendig, strijdvaardig clubhuis wordt waar tegenstellingen productief worden uitgevochten, is onzeker.

Kortom: de fusie is gerealiseerd als organisatorische stap en als antwoord op electorale nood, maar de wezenlijke vragen over identiteit, ideologie en het vermogen om zowel macht te verwerven als idealen te beschermen, blijven open. Het succes van de nieuwe partij hangt af van het evenwicht tussen het bundelen van macht en het vasthouden aan een interne cultuur die ruimte geeft aan verschillende wortels—zonder te verzanden tot een getuigenispartij die haar electorale relevantie verliest.