Lessen getrokken uit Vlaardings pleeggezin: 'Alert zijn op nietpluisgevoel'
In dit artikel:
Anderhalf jaar na het ernstig gewonde 10‑jarige pleegmeisje uit Vlaardingen zijn betrokken jeugdzorgorganisaties hun werkwijzen gaan aanpassen. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen de pleegouders begint vanochtend; het Openbaar Ministerie beschuldigt hen van zware mishandeling. Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd schoten vooral Enver en de William Schrikker Stichting (WSS), die direct verantwoordelijk waren, ernstig tekort. Ook zouden meerdere andere kinderen in het gezin zijn mishandeld.
Als reactie zeggen organisaties meerdere veranderingen doorgevoerd te hebben. Kernpunten zijn vaker en directer contact met pleegkinderen — waar bij het Vlaardingse meisje maandenlang geen één‑op‑één‑contact was, staan gesprekken nu hoger op de agenda — en het structureel inzetten van vertrouwenspersonen. Zo heeft hulpaanbieder Timon geregeld dat ieder kind een externe vertrouwenspersoon kan krijgen (bijvoorbeeld een familielid of buurtcontact) die onafhankelijk luistert en signaleert.
Veilig Thuis heeft stappen gezet om de drempel om vermoedens te melden te verlagen en wil meldingen en vermoedens sneller en beter delen, onder meer via een nieuw online meldplatform. De inspectie had eerder ook aangeduid dat informatie binnen en tussen organisaties niet voldoende werd uitgewisseld; sindsdien rapporteren betrokken instellingen dat ze vaker en explicieter overleggen, duidelijke taakverdelingen hebben vastgelegd en bij grote problemen gezamenlijk melding bij de inspectie doen.
De samenwerking met de politie is eveneens aangescherpt nadat onduidelijkheid over aangifte en getuigenverhoren ertoe leidde dat een politieonderzoek niet doorliep. Nidos, verantwoordelijk voor twee Syrische broertjes uit het pleeggezin, kreeg inmiddels een vaste contactpersoon bij de Rotterdamse politie en betrekt voortaan standaard juridische bijstand bij aangiften.
Interne cultuurveranderingen krijgen ook aandacht: medewerkers worden uitgenodigd meer te reflecteren, tegenstrijdige opvattingen te bespreken en vaker de vraag te stellen of zij het zelf misschien mis kunnen hebben. Bij ingewikkelde casussen worden gedragswetenschappers en directie eerder betrokken.
Desondanks blijven knelpunten bestaan. Richtlijnen bleken niet altijd nageleefd, erkent Jeugdzorg Nederland, en meer formele samenwerking betekent niet automatisch dat medewerkers onderling meer contact hebben. Hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning benadrukt dat blijvende professionele alertheid en het bespreken van een ‘niet‑pluisgevoel’ essentieel zijn om tunnelvisie te voorkomen.
De biologische ouders van de betrokken kinderen waarderen de veranderingen, maar erven er weinig troost van: volgens Bart Visser van Namens de Familie blijft de geleden schade aan de kinderen en moeders onomkeerbaar.