Leon de Winter: democratie laten inpakken door een kleine groep D66-achtigen

dinsdag, 28 oktober 2025 (18:54) - De Telegraaf

In dit artikel:

Leon de Winter bekritiseert in scherpe bewoordingen wat hij ziet als een verkrampte, door een kleine elite gedomineerde Nederlandse democratie. Volgens hem zijn de macht en beslissingslijnen zodanig geconsolideerd dat kiesadviezen en kabinetten slechts toneelstukken zijn: topambtenaren, adviseurs, lobbyisten, NGO’s en politici handhaven bestaande belangen en verhinderen wezenlijke verandering. Brussel heeft bovendien veel nationale autonomie aangetast, terwijl binnenlands beleid verder wordt beheerst door krachtige belangengroepen — met de klimaatalarmisten als de invloedrijkste.

Centraal in zijn aanval staan de stikstofproblematiek en het klimaatbeleid. De Winter stelt dat Nederland alleen op papier een uniek stikstofprobleem heeft, veroorzaakt door manipulatie van modellen die volgens hem geen rekening houden met de realiteit van een dichtbevolkte, industriële samenleving. Ook het klimaatbeleid krijgt er van langs: hij noemt miljarden in een klimaatfonds weggegooid geld omdat de uitgaven volgens hem geen noemenswaardig effect hebben op de mondiale temperatuurstijging. CO2 wordt in zijn relaas onterecht als allesverwoestend gif voorgesteld, terwijl het in werkelijkheid essentieel is voor leven op aarde; het beleid zou daarom berusten op overdrijving en symbolische maatregelen.

De Winter betoogt dat politieke elites — hij noemt D66-achtige figuren en portretteert hen als neo-revolutionairen — onkritisch vasthouden aan VN-rapporten en klimaatalarmistische retoriek. In zijn beleving leeft deze groep in een Haagse bubbel, beschermd door een netwerk van gesubsidieerde NGO’s, fondsen, loterijen en media. Critici van de consensus, zoals de klimaat-sceptische Stichting Clintel, zouden geen vergelijkbare financiële steun ontvangen en worden daardoor gemarginaliseerd. Hij waarschuwt dat het klimaatdebat een instrument is geworden om economische actorruimten te beknotten en maatschappelijke controle uit te breiden — een moderne variant van revolutionaire machtsgreep, zo betoogt hij.

Een belangrijk element in zijn betoog is dat nationale inspanningen voor het klimaat weinig tot niets uithalen zolang grote uitstoters zoals China doorgaan; zelfs volledige Europese reducties zouden volgens hem snel teniet worden gedaan. Dat maakt volgens De Winter veel beleidskeuzes zowel ineffectief als disproportioneel belastend voor de samenleving: verwarming, productie en mobiliteit worden dan opgeofferd aan oplossingen die weinig zoden aan de dijk zetten.

Als antidotum pleit hij voor directe democratie: mechanismen zoals referenda of varianten daarvan, waarmee burgers beleidsillusies en -ficties rechtstreeks kunnen blokkeren en de macht van een kleine bestuurlijke elite kunnen counteren. Hij zegt zelf te zullen stemmen, maar ziet gewone verkiezingen niet als voldoende rem op wat hij noemt de verstikkende invloed van een kleine, ideologisch gedreven bovenlaag.

Context: De kritiek sluit aan bij een bredere publieke discussie in Nederland over stikstofbeleid, de invloed van NGO’s en wetenschapsgebruik in beleid. De Winter gebruikt provoserende voorbeelden en namen — zoals Rob Jetten en Frans Timmermans als symbolen van het establishment — om zijn oproep tot meer directe zeggenschap en scepticisme tegenover heersende milieudiscoursen kracht bij te zetten.