Lekker digitaal autonoom, zonder Big Tech in je telefoon? Cyberjournalist Marloes probeert het
In dit artikel:
Een technologiejournalist ontdekt na jaren een verdwenen stroomkabel van een oude externe Lacie-schijf en realiseert zich dat ze vrijwel al haar digitale leven heeft toevertrouwd aan buitenlandse clouddiensten: iCloud voor foto’s, OneDrive voor werkdocumenten en uiteenlopende Amerikaanse apps voor communicatie en social media. Die afhankelijkheid wringt omdat ze vaak schrijft over Europese digitale soevereiniteit en privacy, en ze besluit te testen of ze minder afhankelijk kan worden zonder al te veel comfort in te leveren.
Ze kiest als eerste concrete stap voor een Fairphone 6 in een ‘ont‑googelde’ uitvoering, met het open‑sourcebesturingssysteem eOS van Murena, om zodoende weg te bewegen van iOS en Android. De keuze voelt principieel, maar ook dubbel: Fairphone is weliswaar ontworpen en verkocht vanuit Nederland en heeft duurzaamheid als troef (gemakkelijke reparatie en langere levensduur), maar het apparaat wordt in Azië geproduceerd met niet‑Europese onderdelen. De auteur wil minder een digitale consument zijn en meer regie over haar data krijgen, maar wil tegelijk graag het gebruiksgemak behouden.
De praktijk blijkt weerbarstig. Veel Europese alternatieven voor gangbare apps bestaan (chatopties zoals Delta Chat, betaalde privacyvriendelijke clouds als Soverin, Proton en The Good Cloud), en een alternatieve appwinkel (App Lounge) geeft privacy‑scores bij downloads. Toch spelen netwerk‑ en compatibiliteitsproblemen: weinig vrienden gebruiken die alternatieven, bedrijfsbeleid dwingt het gebruik van Microsoft‑apps voor werkmail en -vergaderingen, en Google‑diensten zoals Maps zijn functioneel vaak superieur. De auteur installeert uiteindelijk toch apps als WhatsApp en Teams om praktische redenen, en ervaart het blijven bestaan van een mix van ecosysteem‑afhankelijkheden.
Het experiment legt ook technische drempels en psychologische barrières bloot: angst voor dataverlies (143 GB foto’s in iCloud), het onbekende van een NAS als lokale backuplocatie, en de tijdsinvestering die nodig is om oplossingen in te richten. De auteur ervaart ook voldoening: het overzetten van data van de oude harde schijf voelt als het starten van een oude auto, en ze neemt een betaald abonnement bij een Europese privacy‑vriendelijke cloudaanbieder. Na enkele maanden is ze merkbaar minder afhankelijk van Amerikaanse big tech, maar niet volledig: ze doet concessies, ondervindt haperingen in app‑ervaring en moet soms teruggrijpen op vertrouwde diensten.
Het stuk plaatst die persoonlijke zoektocht in een breder perspectief: open source en Europese kleine cloudaanbieders kunnen samen een alternatief vormen, mits ze open standaarden hanteren zodat producten goed te combineren zijn — dat schept synergie. Maar zonder genoeg kopers of een gedeelde infrastructuur blijft de Amerikaanse techmacht dominant. De uiteindelijke conclusie is pragmatisch: digitale autonomie is mogelijk in stapjes; het is minder een rigoureuze breuk dan een bewuste serie keuzes — een “vegaburger” in plaats van een Big Mac — waarmee je comfort inruilt voor meer controle, en die ruil soms de moeite waard blijkt.