Leeuw van netcongestie lijkt voor bedrijf toch te temmen
In dit artikel:
Netcongestie belemmert veel bedrijven in hun verduurzaming en groei: ondernemers die grotere stroomaansluitingen nodig hebben voor nieuwe panden, elektrificatie of extra productie krijgen vaak te horen dat er geen capaciteit op het net is en dat ze achteraan de wachtrij moeten aansluiten. Onderzoek van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) en Holland Solar, gedaan net voor de zomer, laat zien dat de druk op het elektriciteitsnet sterk te verminderen is door lokale samenwerking in zogenaamde energiehubs.
Energiehubs combineren opwek (zonnepanelen, windturbines), opslag (batterijen) en slimme afstemming van vraag en aanbod tussen bedrijven op een bedrijventerrein. Daardoor hoeft minder energie over het landelijke net te reizen, dalen de kosten (zelf opgewekte stroom is goedkoper) en neemt de noodzaak voor dure netverzwaring af. Volgens NVDE-voorzitter Olof van der Gaag zijn financiën en techniek doorgaans geen hoofdzakelijke knelpunten; de grootste barrières zijn ruimte voor windturbines en grootschalige opslag, lokaal draagvlak en traagheid bij procedures en overheden.
Praktijkvoorbeelden illustreren de knelpunten en kansen. De Caprice Steenfabriek in Angeren heeft bijna 6.000 zonnepanelen en wil batterijen en twee windturbines plaatsen; die turbines zijn vergunningstechnisch bijna rond maar worden nog getoetst door de Raad van State. Directeur Harm Janssen benadrukt dat zonder windenergie in de winter de panelen onvoldoende leveren en dat lokaal geproduceerde elektriciteit zelfs kan worden omgezet in waterstof voor eigen proceswarmte en levering aan omwonenden.
In Friesland probeerden ondernemers op bedrijventerrein Betterwird dezelfde route: de Dokkumer Vlaggen Centrale richtte een energiecoöperatie op met buren en gemeente om zon, wind en opslag te combineren. Door beperkte aansluitcapaciteit moeten bij teruglevering zonnepanelen soms worden afgeschakeld. Provinciale gebiedsregels en traagheid in vergunningverlening blokkeren uitbreiding van windenergie, al is er recent bereidheid bij bestuurders om meer locaties te onderzoeken.
Bakkersbedrijf Hellema in Hallum ervaart ook de maatschappelijke kant: met ruim 1.700 zonnepanelen kan het bedrijf niet volledig robotiseren of schakelen van gasovens naar elektrisch door gebrek aan stroom van nabij. Directeur Gerrit Hellema waarschuwt dat belemmeringen voor verduurzaming en schaalvergroting werkgelegenheid en de regionale economie kunnen schaden.
Kortom: energiehubs bieden een haalbare route om netcongestie te verminderen en bedrijven te laten verduurzamen, maar succes vereist lokaal leiderschap, vertrouwen tussen ondernemers, ruimte voor wind en opslag en versnelde, meer flexibele vergunning- en ruimtelijke procedures van overheden. Voor beleidsmakers ligt hier een concrete kans: versoepeling van regels en actieve ruimtelijke planning kan zowel de energietransitie als regionale economische leefbaarheid versterken.