Landmacht voert cyberwapen en elektronische oorlogvoering op, maar mag vanwege privacy niet realistisch oefenen

zaterdag, 20 september 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Vijftien jaar geleden besefte toenmalig CDA-minister van Defensie Hans Hillen dat bezuinigingen en veranderende oorlogvoering om andere middelen vroegen dan kostbare tanks. Onder druk van premier Mark Rutte werden de Leopard-tanks geschrapt; Hillen koos vervolgens voor investeren in cybercapaciteit. Hij ontdekte dat binnen de krijgsmacht technische talenten zaten en zette aan tot overleg met jonge cyberspecialisten. Na een advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken — dat aanvankelijk pleitte voor uitsluitend defensieve activiteiten binnen de wet — schreef Defensie alsnog een strategie waarin ook offensieve mogelijkheden een rol kregen. In 2014 ontstond het Defensie Cyber Commando; recentelijk is daar het 101 CEMA-bataljon (Cyber en Electro-Magnetische Activiteiten) bijgekomen, met een uitgesproken offensieve aanpak.

Op de legerplaats in Stroe werd het nieuwe bataljon zichtbaar gemaakt tijdens een openingsceremonie, waar geüniformeerde militairen met bivakmutsen demonstraties gaven van hun vaardigheden. Het Defensie Cyber Commando voert strategische hacks uit; 101 CEMA werkt op tactisch niveau. De eenheid combineert digitale penetratie van vijandige netwerken met elektromagnetische middelen: jamming (storen), spoofing (valse signalen), meaconing (vangst en vertraging van satellietsignalen) en inbreuk op drones, radar, infraroodcamera’s en andere sensoren. Doel: vijandelijke commando- en controlesystemen verlammen of misleiden, soms zodanig dat fysieke doelen zonder artillerie of vliegtuigen uitgeschakeld kunnen worden (bijvoorbeeld een brug op afstand bedienen).

De manschappen benadrukken dat zij niet autonoom offensief optreden; cyberteams geven advies aan de operationeel commandant, die beslist over inzet. De oefensituaties illustreren hoe makkelijk sommige systemen te kraken zijn: simpele wachtwoorden of slecht beveiligde bureaubladicoontjes leiden vaak tot toegang. Tegelijkertijd blijft onzekerheid bestaan over digitale boobytraps en zekerheden in echte conflicten.

Technisch zijn de middelen zich snel aan het ontwikkelen: compacte voertuigen met sterke antennes, jammers en receivers — aangeduid met visnamen als Sawfish — moeten op veldniveau signaalvelden manipuleren. Nieuwere platforms (Manticore-jeeps, modernere Piranha’s) tonen dat de landmacht leert van recente conflicten, met name Oekraïne. Storen kan effect hebben op het slagveld, al merkt een officier op dat zulke krachtige pulsen soms eigen systemen kunnen uitschakelen; het verschil is dat men dan weet waarom. Voor grotere ingezetheid, bijvoorbeeld in Baltische scenario’s, is veel meer materieel en bereik nodig.

Een belangrijke beperkende factor is de Nederlandse privacywetgeving. Militairen geven aan dat realistische, vrij opererende oefeningen vaak niet toegestaan zijn binnen de civiele grenzen; men moet in kunstmatige netwerken of op oefenterreinen — soms in Duitsland — werken. Dat leidt tot frustratie: enerzijds zijn publieke ruimtes streng beschermd, anderzijds verzamelen commerciële camera’s en slimme deurbellen op grote schaal beeld- en locatiedata. Defensie benadrukt interne controles en naleving van regels, maar erkent de spanning tussen effectieve training en juridische/ethische kaders.

De opkomst van CEMA biedt jonge technici snelle carrièremogelijkheden en vormt volgens betrokkenen een noodzakelijk, hoogwaardig wapenarsenaal: met relatief beperkte middelen kunnen grote effecten worden bereikt. Tegelijk roept het offensieve karakter vragen op over juridische kaders, privacy en het risico op escalatie in digitale domeinen.