Laatste keer vuurwerkverkoop, nog onduidelijkheid over compensatie branche
In dit artikel:
Morgen begint nog eenmaal de verkoop van consumentenvuurwerk in Nederland; waarschijnlijk de laatste keer, omdat volgend jaar volgens de Wet veilige jaarwisseling een landelijk vuurwerkverbod ingaat. Voordat het verbod ingaat moeten nog twee dossiers worden afgerond: een handhavingsplan voor politie en burgemeesters en een regeling die vuurwerkhandelaren financieel compenseert. Over die compensatie wordt nog onderhandeld.
De sector telt ruim achthonderd verkooppunten. Voor sommige winkels is vuurwerk een klein deel van de omzet, maar andere bedrijven halen het merendeel van hun jaaromzet eruit; de brancheomzet bedroeg vorig jaar circa 118 miljoen euro, aldus Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland-voorzitter Leo Groeneveld. Omdat een verbod faillissementen kan veroorzaken, vroeg de branche eerder om een compensatie van 895 miljoen euro. Nadat duidelijk werd dat het verbod volgend jaar ingaat, suggereerde voormalig staatssecretaris Chris Jansen dat er ongeveer 50 miljoen beschikbaar zou kunnen komen. De branche zelf zegt inmiddels veel dichter bij dat lagere bedrag uit te komen.
Handelaren maken zich vooral zorgen over de onduidelijkheid. Dick Til uit Doetinchem vraagt zich af hoe wordt omgegaan met investeringen in opslagbunkers en panden; collega Frits Pen uit Enschede vreest meer illegaal vuurwerk en dat de grote importeurs het meest zullen profiteren van een regeling. Beide ondernemers hebben gelukkig neveninkomsten (Til heeft ander werk, Pen organiseert vuurwerkshows), maar zij wijzen erop dat veel collega’s grote financiële risico’s lopen, onder meer door langdurige huurcontracten.
Expert Georgina Kuipers wijst erop dat compensatie deels een juridische en deels een politieke afweging is: relevant is of een verbod onverwacht kwam of eerder voorspelbaar was, gezien de jarenlange maatschappelijke discussie over vuurwerk. Als alternatief voor particulier afsteken zullen mogelijk meer professionele shows worden georganiseerd, maar Pen merkt dat er te weinig certificaathouders en gekwalificeerd personeel zijn om dit op grote schaal te vervangen.