Kruiden kansrijk tegen kanker

zaterdag, 6 december 2025 (09:03) - De Andere Krant

In dit artikel:

Chinese onderzoekers verzamelden meer dan 1.100 wetenschappelijke publicaties — vooral laboratorium- en dierstudies gevonden in databases als PubMed en Medline — om te onderzoeken welke rol plant- en andere natuurlijke stoffen kunnen spelen bij kankerbestrijding en hoe ze mogelijk geïntegreerd kunnen worden met reguliere oncologische behandelingen. De review belicht twaalf veelbelovende verbindingen die herhaaldelijk sterke antikankereffecten lieten zien: apigenine, artemisinine, berberine, curcumine, emodine, epigallocatechinegallaat (EGCG), ginsenosiden, icariïne, resveratrol, silibinine, triptolide en ursolzuur. In dier- en celmodellen bleken deze stoffen in staat tumorcellen te doden, uitzaaiing te remmen, angiogenese (bloedvatvorming naar tumoren) te blokkeren, tumorstofwisseling te ontregelen en medicijnresistentie te keren.

Belangrijke barrières voor brede toepassing zijn de overwegend preklinische status van het bewijs en het feit dat veel van deze moleculen ‘generiek’ zijn en niet gepatenteerd kunnen worden, waardoor commerciële onderzoeksfinanciering beperkt is. Tegelijk wijzen experts erop dat sinds 2019 het aantal studies snel is gestegen en dat voor een aantal stoffen — waaronder curcumine, artemisinine-derivaten, ginsenosiden, icariïne, silibinine en resveratrol — al meerdere klinische onderzoeken bij mensen zijn gestart.

Verschillende van de onderzochte stoffen komen uit bekende voedingsbronnen: apigenine in kamille, resveratrol in druiven, ursolzuur in appels, curcumine uit kurkuma en EGCG uit groene thee. Historisch onderzoek naar EGCG gaat decennia terug; een invloedrijke studie uit 1997 vond EGCG als remmer van het enzym urokinase, dat kanker helpt invasief te worden. Epidemiologische signalen uit landen met veel groene-theeconsumptie tonen verbanden met lagere risico’s op bepaalde tumoren.

Ook vitamines trekken aandacht: vitamine D én vooral vitamine C. Recente reviews, waaronder één van Chinese onderzoekers die meer dan 150 studies bekeek, concluderen dat vitamine C bij farmacologische bloedspiegels — alleen haalbaar met intraveneuze toediening — tumorselectieve effecten kan hebben. In Nederland onderzoekt het OncoProteomics-lab van Amsterdam UMC onder leiding van prof. Connie Jimenez met massaspectrometrie hoe hoge doses intraveneuze vitamine C tumorbiologie beïnvloeden; Jimenez gaf toe lange tijd onkundig te zijn geweest van vroeg werk uit de jaren zeventig, maar ziet inmiddels potentie in hooggedoseerde vitamine C voor de kankerzorg en zet haar onderzoek voort. Zij zei hierover: “Ik had daar nooit over gehoord,” over oudere publicaties van Cameron en Linus Pauling.

Praktische toepassing vraagt voorzichtigheid: sommige natuurlijke middelen kunnen de effectiviteit van reguliere therapieën versterken en bijwerkingen verminderen, maar zelfbehandeling bij kanker is riskant. In Nederland bestaan spreekuren integrale geneeskunde (bijvoorbeeld Rijnstate, Gelre Ziekenhuizen) en artsen die werken met Niet-toxische tumortherapie (NTTT), waarbij biologische of voedingsgerichte aanvullingen gecombineerd worden met reguliere zorg.

Kortom: er is een groeiende en brede preklinische basis die natuurlijke stoffen als aanvullende antikankermiddelen ondersteunt en enkele veelbelovende signalen uit vroege klinische studies, maar grootschalige, goed gecontroleerde menselijke trials en duidelijke regulatoire en financiële stimulansen zijn nodig voordat deze middelen structureel in de conventionele oncologie kunnen worden opgenomen.