Korstmossen maken opmars in Amsterdam - en dat is goed nieuws
In dit artikel:
In Amsterdam is het aantal korstmossen de afgelopen jaren flink toegenomen, een teken van veranderende milieuomstandigheden in de stad. Bioloog Harold Timans (25), gastonderzoeker bij Naturalis en gespecialiseerd in korstmossen, publiceerde samen met collega’s recent een artikel bij Cambridge University Press over een veldonderzoek dat hij in 2022 uitvoerde met medestudent Sander van Zon voor de Bryologische en Lichenologische Werkgroep (BLWG). Zij onderzochten 576 bomen verspreid door de stad en registreerden in totaal zo’n 8.500 waarnemingen — gemiddeld zo’n 15 korstmosspecies per boom, met op sommige bomen meer dan 30 soorten.
Historisch was Amsterdam door luchtvervuiling lange tijd bijna leeg aan korstmossen; in de jaren vijftig noemde ecoloog J. J. Barkman de stad zelfs een “epifytenwoestijn”. De huidige heropleving laat zien dat de luchtkwaliteit op sommige punten verbeterd is, onder meer door het verdwijnen van zware industrie en afname van zwaveldioxide. Tegelijkertijd floreert in de stad een groep soorten die goed gedijt bij hoge stikstofdepositie — de zogenaamde stikstofminnaars, zoals kapjesvingermos en groot dooiermos. Die soorten duiden op een stikstofrijk, droog stadsmilieu en zijn nuttig als betrouwbare indicatoren voor veranderingen in luchtkwaliteit op straatniveau.
Korstmossen functioneren als gevoelige bio-indicatoren: welke soorten aanwezig zijn, vertelt veel over lokale omstandigheden zoals luchtverontreiniging, vochtigheid en hitte. Timans laat zien dat klimaatverandering ook een rol speelt: soorten die voorheen zeldzaam waren, zoals dun schaduwmos, worden door stijgende temperaturen steeds vaker in Nederland aangetroffen. Ook is er duidelijke ruimtelijke variatie binnen de stad; langs grachten bijvoorbeeld blijkt de schaduwzijde vaak veel meer soorten te herbergen dan de zonnige kant, waar droogte veel korstmossen fataal wordt. Dat weerspiegelt hoe stedelijke hitte en microklimaat het verspreidingspatroon beïnvloeden.
Voor onderzoekers en beleidsmakers zijn korstmossen dus waardevol: ze vullen fijnmazige meetnetten aan waarmee ammoniak en andere vervuilende factoren worden gevolgd en geven bovendien inzicht in lokale effecten van klimaatverandering. Naast zijn wetenschappelijke werk probeert Timans het publiek warm te maken voor deze “miniatuurrijken” met lezingen, excursies en een aanstaand boek, dat hij samen met Henk‑Jan van der Kolk en fotograaf Ron Poot maakt. De studie onderstreept zowel het herstel als de nieuwe uitdagingen: meer diversiteit door schonere lucht en opwarming, maar ook toename van stikstofminnaars en de gezondheidsproblematiek rond fijnstof.