Kok vliegt met topsnelheid door de bochten: 'Twee keer haar gewicht drukt op haar benen'
In dit artikel:
Femke Kok reed in Salt Lake City op de Olympic Oval in vliegende vaart naar een nieuw wereldrecord op de 500 meter, met pieksnelheden rond 57 km/u. Haar start was uitzonderlijk snel: de eerste 100 meter legde ze af in 10,19 seconden, de snelste openingsfase ooit door een Nederlandse schaatser. In de beslissende buitenbocht verloor ze nauwelijks snelheid en hield ze opmerkelijk goed haar balans, iets wat er op het oog simpel uitzag maar technisch en fysiek veel vergt.
Bewegingswetenschapper Jos de Koning (VU) verklaart dat die prestatie vooral te maken heeft met de g-krachten in bochten: hoe sneller je rijdt, hoe sterker de naar buiten gerichte krachten zijn, en de bochtradius speelt daarbij ook een rol. Kok reed de minder scherpe buitenbocht, wat het iets makkelijker maakt dan een binnenbocht, maar toch kreeg ze te maken met een extra belasting die grofweg overeenkomt met haar eigen lichaamsgewicht dat haar naar buiten duwt. Omdat ze ook moet blijven afzetten om snelheid te houden, is de kracht die haar benen leveren nog veel groter — ruim het dubbele van haar gewicht — anders gaat snelheid verloren.
Sterke spieren zijn dus essentieel, maar De Koning wijst erop dat techniek en mentale instelling minstens zo belangrijk zijn: het vergt vaardigheid om met hoge snelheid vloeiend door bochten te rijden en de angst voor eruit vliegen te overwinnen. Alles kwam samen in Kok’s race, maar volgens De Koning is verdere verbetering nog mogelijk door technische innovaties of nog verfijndere training, al wordt het steeds moeilijker records te scherper te stellen. Een terugval van het record in Calgary lijkt de komende dagen onwaarschijnlijker omdat die baan ongeveer 400 meter lager ligt en daardoor meer luchtweerstand geeft, al kan daar ook snel geschaatst worden.