Kleiner dan een millimeter, taaier dan een olifant
In dit artikel:
Het aantal in Nederland bekende beerdiertjes is recent meer dan verdubbeld: van 14 naar 35 soorten na heronderzoek van een oude preparaatcollectie. De slides bleken afkomstig van bioloog Jan van Arkel, die tot 2012 aan beerdiertjes werkte; bij hernieuwde bestudering in de Naturalis-collectie werden 21 soorten vastgesteld die nog niet eerder in ons land waren aangetroffen.
Beerdiertjes (Tardigrada) zijn microscopisch klein — meestal kleiner dan een millimeter — maar uitstekende overlevers: ze kunnen uitdrogen, bevriezen, extreem veel straling doorstaan en zelfs tijdelijk in vacuüm overleven. In gedroogde toestand zijn ze licht genoeg om door de wind verspreid te worden, waardoor ze praktisch overal voorkomen: in mos en korstmossen, tuinen, bergen tot zo’n 6 km hoogte, zoet water en zeeën tot meerdere kilometers diepte.
Taxonomisch vormen ze een eigen diergroep, los van insecten, wormen of weekdieren, en hun geringe zichtbaarheid en gebrek aan "aaibaarheid" verklaren deels waarom ze lange tijd weinig aandacht kregen. De vondst wijst erop dat verder speurwerk waarschijnlijk nog meer onbekende of niet-geregistreerde soorten zal opleveren. Omdat het prepareren en bepalen van beerdiertjes relatief toegankelijk is, wordt dit gezien als een geschikt onderwerp voor burgerwetenschap: eenvoudiger zoeken kan het nationale soortenlijst snel verder uitbreiden.