Kernfusie komt eraan. Bijna. Echt waar - Bericht uit Brussel

vrijdag, 21 november 2025 (06:15) - Nijmans Nieuwsbriefje

In dit artikel:

Europarlementariër Auke Zijlstra (PVV) trekt in deze bijdrage fel van leer tegen de huidige koers van het grote, door overheden gefinancierde fusieprogramma rond ITER en het daaropvolgende DEMO-project. Hij schetst de lange historie en de kostbare vertragingen: al in 1985 maakten Gorbatsjov en Reagan symbolische afspraken, de EU startte in 1992 studies en in 2006 werd ITER officieel van de grond getild. Tot nu toe investeerden de EU en partners elk circa 10 miljard euro; ITER mag naar verwachting niet meer dan 27 miljard kosten, maar DEMO wordt waarschijnlijk minstens twee keer zo duur. Oorspronkelijke opleverdata (2020, later 2035 en 2039) zijn steeds opgeschoven; in stukjes meerjarenbegroting staat nu een einddatum van 2060 en opnieuw miljardenreserve is opgenomen.

Zijlstra was aanwezig bij een recent vroeg-ontbijtsymposium over commerciële fusie-startups en vat samen welke alternatieve technologische routes er zijn naast de klassieke ITER-tokamak. Hij licht drie benaderingen toe:
- Magnetische opsluiting (tokamak zoals ITER, of stellerator zoals Renaissance Fusion en Proxima Fusion) waarbij extreem hete plasma’s met sterke magneten op hun plek gehouden moeten worden; sommige startups gebruiken 'high-temperature superconductors' (HTS) om magneten compacter en sterker te maken.
- Inertiële opsluiting via lasertechniek (zoals bij de Amerikaanse NIF), waarbij pellets worden bestraald en samengeperst; het heeft al rendementssuccessen laten zien, maar schietfrequentie en industriële opschaling zijn tot nu toe problematisch.
- Varianten en hybride ontwerpen uit start-ups (Tokamak Energy, Renaissance Fusion, Proxima Fusion) en commerciële projecten in de VS (Commonwealth Fusion Systems/SPARC, Helion) en China (CFETR plus private spelers). Europese startups haalden samen meer dan €1,2 mrd op, vaak met publiek geld.

Hij wijst op optimistische claims (Helion zegt vanaf 2028 50 MW te leveren aan Microsoft; andere bedrijven mikken op commerciële reactoren rond 2040) maar noemt veel van die tijdlijnen ambitieus. China investeert volgens hem het meest en heeft door minder procedurele belemmeringen een reële kans om vroeg commercieel te scoren (CFETR rond 2035).

Een praktisch knelpunt dat Zijlstra benadrukt is brandstof: fusie met deuterium/tritium is aantrekkelijk, maar er is wereldwijd maar circa 25 kg bruikbaar tritium beschikbaar, terwijl een gigawatt-fusiecentrale ongeveer 75 kg per jaar zou verbruiken. Huidige projecten zijn daarom vooralsnog afhankelijk van tritium uit CANDU-kernsplijters — ironisch genoeg maakt splijting dus nu de fusie mogelijk.

Zijlstra plaatst dit alles in een beleidskritische context: hij ziet veel publieke subsidies, sterke focus op (intermitterende) hernieuwbare energie en kostbare voorstellen voor netstabilisatie, terwijl bestaande kernsplijtingsopties wél rendabele, CO₂-arme baseload leveren. Hij wijst op de lange staatsprestatie van Canadese CANDU‑centrales en op opkomende alternatieven zoals thorium-gesmolten-zoutreactoren (TMSR) in China, die vanaf 2030 kunnen draaien en weinig langlevend afval produceren.

Zijn conclusie is voorzichtig-sceptisch: fusie kan uiteindelijk technisch winnen, maar waarschijnlijk niet als kind van ITER. De recente versnelling bij startup-initiatieven en buitenlandse spelers heeft traditionele projecten ingehaald; voor de komende decennia blijft, volgens hem, kernsplitsing de praktisch-haalbare keuze om aan de vraag naar continue, stabiele elektriciteit te voldoen — en wie vroeg commercieel is, kan de leiding krijgen.