Kernenergie: Noodzakelijk, schoon, maar nog niet perfect
In dit artikel:
Europarlementariër Auke Zijlstra bezocht het Reactor Instituut van de TU Delft, waar hij in gesprek ging met professor Jan Leen Kloosterman over de actuele stand van kernenergie voor civiel gebruik. Kloosterman richt zich op het terugdringen van radioactief afval en pleit al tien jaar voor de thorium-gesmoltenzoutreactor vanwege de overvloed aan thorium en de lagere hoeveelheid langlevend afval. Praktisch gezien zijn de keuzes voor kernenergie echter beperkt: de brandstofkeuzes draaien vooral om Uranium-235 (standaard) en Thorium-232 (experimenteler), terwijl koelmiddelen in de praktijk slechts water en zwaar water zijn. Hoewel in de jaren 1960 diverse opties getest werden, besloot de wereld zich na de oliecrisis van 1973 op standaardkernsplitsing met uranium te richten, wat leidde tot een monopolie op klassieke reactorontwerpen en langere bouwtijden vanwege verlies aan kennis en ervaring.
De laatste vijftien jaar is de bouw van nieuwe kerncentrales wereldwijd minimaal gebleven, met slechts enkele projecten goedgekeurd en nog minder voltooid, vooral in Europa. Kernenergie blijft belangrijk vanwege de groeiende vraag naar stabiele elektriciteit, mede door de toenemende toepassing van energie-intensieve technologieën zoals kunstmatige intelligentie. Recente bestellingen van kerncentrales tonen dat uranium-gestookte, met water gekoelde reactoren dominant zijn, waarbij vooral Russische VVER-reactoren wereldwijd worden gebouwd, ondanks zorgen over geopolitieke afhankelijkheid en veiligheidsvraagstukken in de EU.
China loopt voorop met 47 operationele kerncentrales en bouwt momenteel 30 nieuwe installaties, waaronder experimentele thoriumreactoren en zogenaamde pebble bed reactors, een innovatief type met veilige brandstofballetjes. In tegenstelling tot China investeert de EU miljarden in ITER, een experimenteel kernfusieproject dat pas na 2035 mogelijk bruikbare resultaten oplevert, terwijl er nu al betrouwbare kernsplitsingstechniek beschikbaar is. Zijlstra pleit voor meer focus en middelen voor onderzoek naar kernsplitsingstechnologieën binnen westerse kaders, om technische vooruitgang te versnellen en geopolitieke risico’s te beperken. Hij waarschuwt dat langdurige bureaucratische processen in Europa innovatie vertragen, terwijl andere landen actief verder investeren in kernenergie. Het enthousiasme is er, maar het moet nu snel concreet worden om achterstand te voorkomen.