Karen Hao waarschuwt voor OpenAI's droom van de alles-machine: „Waarom bouwen wat er al is: de mens?"
In dit artikel:
Karen Hao, Amerikaanse technologiejournalist en auteur van de bestseller Empire of AI, reconstrueert in jarenlang onderzoek hoe OpenAI is veranderd van een idealistische non-profitstart naar een van Silicon Valley’s machtigste commerciële spelers. Hao, die OpenAI sinds 2018 volgt, sprak met ongeveer 260 insiders en experts en bestudeerde interne Slack-berichten, e-mails, bedrijfsdocumenten en rechtsstukken om te laten zien waarom de organisatie haar oorspronkelijke beloften liet varen. Wat begon als een poging om Google te dwarsbomen en AI “veilig” te ontwikkelen, mondde uit in een onverzadigbare drang naar schaal en marktdominantie — met winst en kapitaal als drijvende krachten.
Centraal in Hao’s kritiek staat de jacht op kunstmatige algemene intelligentie (AGI): een hypothetische “alles-machine” die alle andere AI overbodig zou maken. Silicon Valley ziet AGI als heilige graal; degene die het eerst slaagt, zou enorme macht en rijkdom verwerven. Hao betoogt dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat AGI überhaupt mogelijk is — een meerderheid van wetenschappers acht het onwaarschijnlijk — en dat de retoriek rond AGI vooral functioneert als legitimatie voor risicovolle opschaling en immense investeringen.
Die opschaling is duur en zet bedrijven onder druk om rendement te zoeken, wat leidt tot samenwerkingen met sectoren als defensie en fossiele industrie. Hao noemt voorbeelden van pogingen grote techleveranciers, waaronder Microsoft, AI-producten te verkopen aan olie- en gasbedrijven, iets wat haaks staat op klimaatdoelen. Volgens haar is het probleem niet dat leiders kwaadwillend zijn, maar dat hun missie hen immuun maakt voor kritiek en dat zelfregulering een illusie is.
Hao ziet wél tekenen van maatschappelijk verzet: kunstenaars en schrijvers die procederen tegen het gebruik van hun werk, lokale gemeenschappen die datacentra buiten de deur houden (waaronder een Chileens dorp dat een Google-project blokkeerde). Ze benadrukt dat het publiek nog altijd instrumentele macht heeft — bedrijven hebben data en input van mensen nodig om modellen te trainen — en dat collectieve actie effect kan hebben.
Hao pleit niet voor het afschaffen van AI, maar voor andere doelen en structuren: kleinere, taakgerichte toepassingen (voor klimaat of gezondheidszorg), strengere wetgeving en handhaving, en een democratischer vorm van technologieontwikkeling. Alleen zo, stelt ze, kunnen de maatschappelijke en ecologische neveneffecten van de huidige AI-industrie worden ingeperkt.