Kamerleden ruziën over... stoelen: Haagse poppenkast op z'n best
In dit artikel:
Den Haag ligt middenin symbolisch gedoe terwijl het land kampt met echte problemen: de installatie van de nieuwe Tweede Kamer staat gepland op 12 november, maar fracties ruziën nog over wie waar mag zitten in de plenaire zaal. Na twee overlegmomenten bestaan er inmiddels zeven verschillende indelingsvoorstellen, maar er is nog geen akkoord.
Het conflict draait om zichtbaarheid en status: wie voorin of bij het gangpad zit, verschijnt vaker op tv en wordt sneller als invloedrijk gezien. Van de 15 fracties willen linkse partijen als GroenLinks-PvdA, SP en Partij voor de Dieren links plaatsnemen; rechtse partijen zoals PVV, JA21 en FVD trekken naar rechts. Het echte knelpunt is dat grote partijen bij elkaar willen blijven, kleine partijen front-row willen en niemand achteraan wil eindigen. Daardoor verzandt de Kamer in getouwtrek om stoelen in plaats van debat over urgente thema’s zoals woningnood, migratie, zorgtekorten en hoge prijzen.
Er zijn anekdotische momenten van zelfspot — 50PLUS-leider Jan Struijs zei bijvoorbeeld dat het hem niet zoveel uitmaakt of hij 16 of 17 trappen moet afdalen, al maakte hij een grapje over “dicht bij de wc” zitten — en men wijst grappend een achterbank aan voor Geert Wilders vanwege het denkbeeldig lange pad naar de microfoon. Toch worden deze luchtige opmerkingen door de auteur vooral gebruikt om te illustreren dat veel Kamerleden meer bezig lijken met hun positie in het beeld dan met inhoudelijk werk.
De stoelendans wordt in de tekst gepresenteerd als symptoom: de Haagse politiek zou inward-looking en theatrale prioriteiten boven daadkracht hebben gesteld. De nieuwe Kamer had volgens de auteur de kans op een frisse start, maar valt terug in oude patronen van overleg zonder besluitvorming. Als voorbode voor de kabinetsformatie is dat zorgelijk; volgens de kritiek moeten Kamerleden zich weer richten op hun publieke taak in plaats van op zichtlijnen en esthetiek.