Jolanda Kooijmans fabuleert er listig op los in 'Addertje'
In dit artikel:
Jolanda Kooijmans, dichter en beeldend kunstenaar, presenteert in haar tweede bundel Addertje een kolderieke maar duistere wereld waarin het duivelse als motor van de verhalen fungeert. De bundel bestaat uit vier verhalende gedichten — Addertje, Zuuz, Bubblebeez verhalala en Constant — die balanceren tussen grimmige thematiek en speelse, barokke taalvoering: horror-achtige elementen krijgen telkens een carnavaleske, bijna kinderlijk omlijsting, waardoor de combinatie soms aan zowel The Exorcist als De Fabeltjeskrant doet denken.
Stijlistisch valt Kooijmans’ tempo op: bruuske wendingen, knotsgekke vergelijkingen en een voortdurend aansprekende vertelstem die de lezer bevooroordeeld of bij de hand neemt. Die voice-over laat vaak zien dat de dichter bewust speelt met verwachtingen — ze breekt poëtische ernst op door zichzelf te citeren, paradoxaal af te zwakken of juist nonsens in te zetten als strategisch instrument. Het resultaat is taal die verleidt en tegelijk ontwijkt; beelden variëren van het komische tot het groteske (van menselijke eigenschappen gekoppeld aan alledaagse objecten tot landschappen die aandoen als spreadsheets of kledingstukken die het lot bepalen).
Qua inhoud onderzoekt de bundel hoe het kwaad zich in het gewone nestelt. In Addertje wordt een wezen geboren uit Moedermeer, schuilt op een kraaieneiland in de buik van een heks en verkent vervolgens een onderwereld die zowel wonderlijk als bedreigend is. Zuuz vertelt vanuit een huisgeest die zich onder een bed verschuilt en in aanraking komt met televisiedemonen; de echo’s van een exorcisme en kinderprogramma’s lopen hier door elkaar. Bubblebeez verhalala richt zich op misbruik en de figuur van een priester-achtige ‘heerneef B’, waarbij zware thematiek wordt behandeld via hetzelfde tong-twisterende taalregister. Constant volgt een zwartrijder die op een treinreis — van Breda naar Rotterdam — de confrontatie met een ‘watersatan’ beleeft en pas door het grotere verhaal van overstroming en geschiedenis (Hollands Diep, Sint-Elisabethsvloed) wordt ingehaakt.
De recensie wijst erop dat de ludieke, soms lukraak aandoende stijl geen vluchtigheid is maar een bewuste keuze: Kooijmans suggereert dat er geen verlossing is, en dat het alledaagse onheil vaak onopgemerkt voortwoekert omdat wij te verdiept zijn in onze eigen consumpties en verhalen. Die verstopt-ironische toon maakt de bundel tegelijk verfrissend en ongemakkelijk; de humor draagt bij aan de nachtmerrie‑werking: het kwaad zit pal naast je in de stiltecoupé en je merkt het niet. Addertje zet hiermee een inventieve, eigenzinnige stem neer in het Nederlandse poëtische landschap.