Je kunt je niet blijven verstoppen van wat je hebt gemaakt en aangericht, Europa

zaterdag, 6 december 2025 (00:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

6 december 2025 — Olivier Herter beschrijft in dit essay hoe persoonlijk leed, familiegeschiedenis en Europese politiek in elkaar grijpen. Na jaren van zwijgen over seksueel misbruik en de daaropvolgende posttraumatische klachten verloor hij zijn vaste woonplek; zijn spullen staan deels in een loods bij Amsterdam. Dit jaar leefde hij tijdelijk in steeds wisselende adressen in Berlijn, dwaalde met zijn hond langs de brede boulevards van Karl-Marx-Allee en vond in boeken en taal een manier om terug te keren naar zijn Duitse wortels.

Herter koppelt intieme herinneringen — de vluchtverhalen van zijn grootmoeder uit Oost-Pruisen, het verwaarloosde spreken over zijn eigen trauma en de administratieve erkenning via een tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven — aan grotere vragen over collectief geheugen en verantwoordelijkheid. Hij vertelt dat hij nooit aangifte deed; alleen bij therapie en voor de juridische aanvraag stond hij de details toe. Die erkenning, zo betoogt hij, is voor persoonlijke wonden cruciaal: pas door te benoemen en te erkennen kan genezing beginnen. Tegelijk reflecteert hij op het moeizame proces van dehumanisering en her- humanisering — hoe het benoemen van de dader als mens hem hielp zijn eigen menselijkheid terug te winnen.

De Berlijnse scène — sneeuw, parken met slapende daklozen, kinderen die een speelse sneeuwpop boven een bankgebouw zetten — fungeert als decor voor bredere overpeinzingen. Herter haalt literatuur aan (onder meer Paul Celan, Horst Krüger, Diane Seuss) om te laten zien hoe taal als huis kan werken: een plek van troost maar ook een spiegel waar je niet voor kunt wegduiken. Hij verwijst naar Giorgio Agamben om te reflecteren op wat vrede eigenlijk kan betekenen: meer dan formele verdragen, mogelijk een toestand voorbij symbolen en prestaties van erkenning.

Politieke kritiek mengt zich met het persoonlijke. Herter noemt de actuele oorlogen, vergelijkt de westerse aandacht voor Oekraïne met de selectieve verontwaardiging over Gaza en spreekt van een dubbele moraal in Europa. Marieke de Hoon, hoofddocent internationaal strafrecht, wijst erop dat westerse geschiedschrijving vaak de Holocaust centraal stelt, terwijl veel andere samenlevingen kolonialisme en slavernij als sleutelgebeurtenissen zien. De Hoon: “Dat heeft ook te maken met hoe wij de wereld bekijken vanuit een westers perspectief.” Voor Herter toont dit hoe collectieve onwil om het eigen aandeel in geweld te erkennen de universele bescherming van mensenrechten ondermijnt.

Door persoonlijke herinneringen, literaire verwijzingen en politieke analyse heen loopt een centraal motief: erkenning als voorwaarde voor herstel — individueel en collectief. Wonden en schendingen mogen niet ondergesneeuwd raken; stilte biedt daders en omstanders bescherming en reproduceert onrecht. Hij roept op tot eerlijkere, meer meervoudige verhalen over geschiedenis en slachtofferschap, zodat gemeenschappen kunnen leren van hun eigen kant van het verhaal en van andermans leed.

Het essay eindigt pictuurlijk: een bundel uit zijn handen, de woorden van een Palestijnse dichter wiens bibliotheek gebombardeerd werd, en de constatering dat zowel persoonlijke als historische trauma’s alleen door erkenning en narratieve verandering ruimte krijgen om te helen.