Je hoeft niet altijd in therapie bij een burn-out
In dit artikel:
Een hulpverlener in de psychiatrie vertelt dat hij twee maanden geleden tijdens een werkgesprek vastliep: hij voelde zich losgekoppeld, begon te trillen, kreeg hoge bloeddruk en moest huilen. De bedrijfsarts adviseerde rust en fysieke opbouw; hij nam verlof en werkt aan herstel. Hij herkent bij zichzelf patronen die vaak bij overspanning horen: altijd klaarstaan voor anderen, conflicten vermijden en pleasen, en een vervreemding van zichzelf die al langer speelde. Nu vraagt hij zich af: volstaat grenzen leren stellen en energie managen, of is diepgaand onderzoek naar oorzaken (bijvoorbeeld in de jeugd) nodig?
De columnist reageert dat termen als ‘overspannen’ en ‘burn-out’ weinig richting geven: het zijn brede labels die verschillende oorzaken kunnen maskeren (werkdruk, thuissituatie, neurodiversiteit). Ze zijn eerder een beginpunt voor een zoektocht naar een persoonlijk verhaal dat helpt omgaan met opgebouwde spanning. Beide wegen — gedragsaanpassing en dieper psychologisch onderzoek — zijn valide. De columnist beschrijft haar eigen traject: eerst werkte ze aan grenzen, energiebeheer en omgaan met hoogsensitiviteit, wat veel bracht, maar onbehagen bleef terugkeren totdat grondiger zelfonderzoek verlichting gaf. Uiteindelijk combineerde ze beide aanpakken.
Niet iedereen hoeft diep in het verleden te graven; sommige mensen vinden voldoende hulp in praktische aanpassingen en verklaringen in de huidige werkcontext. Voor anderen is het nuttig uit te zoeken waarvoor ze mogelijk weglopen. Dat kan formeel in therapie, maar ook informeel: stilte, natuur, bewegen, creatief schrijven of het opschrijven van je levensverhaal kunnen helderheid geven. Belangrijk is het vinden van een verhaal dat functioneel is — een betekenis die je helpt herstellen en verder te gaan.