Jacob Olie legde Amsterdam vast tijdens de groeispurt. Hij hield echt van mensen - dat zie je

woensdag, 20 augustus 2025 (12:46) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Jacob Olie (1834–1905) was een zelfgemaakte pionier van de fotografie en onlosmakelijk verbonden met het beeld van het Amsterdam dat razendsnel uitgroeide in de late 19e eeuw. Als timmermanszoon uit de levendige industriewijk Zandhoek ontwikkelde hij zich van houtbewerker tot technisch vakkundig fotograaf; hij bouwde zelf camera’s, maakte zijn eigen glasplaten en experimenteerde met natte collodium- en later droge-gelatineprocedés. Daardoor wist hij stadsgezichten en mensen met een ongekende scherpte en detaillering vast te leggen.

Olie werkte vaak vanuit hoge standpunten: torens, dakgoten en bovenramen waren zijn observatieposten. Een beroemd voorbeeld is zijn opname van het terrein van de Wereldtentoonstelling en het nog jonge Museumplein (1895), gemaakt vanuit toren 8 van het Rijksmuseum. Ook zijn zevendelige panorama uit 1863, gefotografeerd vanuit een bovenraam aan de Amstel, wordt beschouwd als een technisch en compositieel meesterwerk: met slimme hulpmiddelen trok hij naadloos aaneengesloten beelden van het stadsbeeld — een aanpak die destijds vrijwel uniek was.

Waar veel hedendaagse fotografen slechts één facet van het vak gebruikten, concentreerde Olie zich consequent op de stad zelf: gebouwen, havens, werven, fabrieken én het alledaagse leven. Zijn foto’s tonen niet alleen architectuur, maar ook sociale contrasten — nette stadskinderen tegenover dorpskinderen in lompe kleren, chic geklede stadsbewoners naast dienstbodes en arbeiders. Vaak regisseerde hij zijn scènes: mensen poseren, dragen hun rol in het beeld, en dat maakt zijn werk zowel menselijke documentaire als zorgvuldig gecomponeerd plateel.

Zijn loopbaan kende twee duidelijke periodes. Tot circa 1864 experimenteerde hij intensief en maakte bijzondere vroege opnames. Daarna raakte hij professioneel betrokken bij het onderwijs: hij werd tekenleraar en later directeur van de Ambachtsschool, een instelling bedoeld om arbeidersjongens een vak en morele vorming te geven. Onderwijswerk en gezinsleven (hij trouwde met Carolina “Line” Blössman) beperkten lange tijd zijn fotografische activiteiten. Na Lines dood bij de bevalling van hun zoon in 1886 trok hij zich terug uit de school en hervatte hij zijn camerawerk; de overgang naar droge platen vergrootte zijn bewegingsvrijheid en leidde tot een rijke, tweede fotografische periode tot aan zijn overlijden in 1905.

Persoonlijke details uit Olies leven kleuren zijn werk: de Zandhoek bleek een mix van scheepsbouwmeesters en arme vlotters, zijn familie hield alles bij — tekeningen, reisboekjes en experimentnotities — en hij was een innemende, verlegen maar charismatische man die mensen wist te bewegen te poseren. Zijn vroege nieuwsgierigheid bleek al uit een jongenskroniekje over een reis naar Rotterdam en Den Haag (1854), waarin hij uitvoerig architectuur en vakmanschap beschreef. Ook was hij betrokken bij Architectura et Amicitia, een gezelschap waar ideeën over bouwkunst werden besproken; die interesse in vorm en detail is zichtbaar in zijn fotografische aanpak.

Na zijn dood bleef zijn nalatenschap veel jaren in de familie opgeslagen. Pas in 1959 werd het omvangrijke archief ontdekt door leden van Genootschap Amstelodamum; het Stadsarchief verwierf vervolgens duizenden glasnegatieven, afdrukken en lantaarnplaatjes (ruim 3.700 glasnegatieven en circa 3.000 afdrukken). Onderzoekers als Anneke van Veen en archivaris Isabella van Eeghen brachten zijn oeuvre onder de aandacht met tentoonstellingen en boeken. Sindsdien blijven zijn foto’s publiekstrekkers: de beelden zijn technisch knap, esthetisch aantrekkelijk en historisch van grote waarde, omdat ze een stad in transitie tonen en tegelijk een intiem portret geven van haar bewoners.

Vandaag de dag, bij een hernieuwde klim naar hetzelfde raampje in de Rijksmuseumtoren, is het contrast met Olies tijd onmiddellijk zichtbaar: moderne hoogbouw, de Zuidas en nieuwe museumvleugels domineren nu de horizon. Toch is de reden dat Olie nog steeds geliefd is duidelijk gebleven: hij combineerde vakmanschap en verbeelding met een liefde voor zijn stad en zijn medeburgers. Zijn foto’s vormen een kostbare visuele getuigenis van Amsterdam tijdens een van haar grootste groeiperiodes en bieden hedendaagse kijkers toegang tot zowel de architectuur als het menselijk leven van toen.