Israël trekt zich niets aan van internationaal recht - wie houdt nog Netanyahu tegen?
In dit artikel:
De Israëlische luchtaanval op een bijeenkomst van Hamas-vertegenwoordigers in Doha schendt volgens internationaal recht en talrijke verdragen de soevereiniteit van Qatar, en dat bevestigt ook juridische deskundigheid en Qatarese officials. Qatar heeft vooraf geen toestemming gegeven, waardoor een militaire operatie op het grondgebied van een andere staat duidelijk in strijd is met het VN‑handvest. Hoogleraar internationaal recht André Nollkaemper zegt dat zulke acties juridisch niet toegestaan zijn, al wijst hij op een langere praktijk van gerichte dodelijke aanvallen door Israël (en eerder ook door de VS), die door die landen vaak worden gerechtvaardigd als onderdeel van oorlogvoering of zelfverdediging.
Israël presenteert de daad als onderdeel van de oorlog tegen Hamas en als poging tot zelfverdediging; premier Benjamin Netanyahu verklaarde dat zijn leger een geboden kans had gegrepen. Juridisch en moreel is dat volgens critici een brede interpretatie van zelfverdediging en ongebruikelijk gezien het feit dat de aanval gericht was op onderhandelaars die samen met Qatarese en Amerikaanse bemiddelaars aan gesprekken deelnamen. Nollkaemper merkt op dat het zeer zeldzaam is dat een staat tijdens lopende onderhandelingen direct probeert de delegatie van de tegenpartij uit te schakelen, en dat de actie past bij Netanyahu’s lange termijndoel om Hamas te ontmantelen in plaats van op zoek te zijn naar een duurzame vredesregeling.
Operationeel mislukte de liquidatiepoging in zoverre dat de beoogde Hamas-leiders het overleefden, maar zes anderen, waaronder een Qatarese beveiliger, kwamen om het leven en het gebouw waarin onderhandeld werd werd getroffen. Qatar reageerde onmiddellijk door zijn rol als bemiddelaar te beëindigen.
Internationaal leidde de aanval tot felle verontwaardiging. Europese leiders en Golfstaten veroordeelden de actie scherp: zij spraken van een schending van soevereiniteit en waarschuwden voor escalatie in de regio. Saoedi‑Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten veroordeelden de daad expliciet, en Jordanië toonde steun aan Qatar. De Verenigde Staten, die volgens het Witte Huis van tevoren op de hoogte waren, hielden zich ambivalent op: een woordvoerder zei bezorgd te zijn over de locatie van de aanval maar noemde de Hamas‑leiders doelwitten; president Trump voerde telefoongesprekken met Netanyahu en met de Qatarese emir en beloofde dat een dergelijke actie niet opnieuw zou plaatsvinden. De combinatie van Amerikaanse steun aan Israël en vooral verbale kritiek van Europese en Golfstaten draagt volgens deskundigen bij aan het verleggen van juridische en politieke grenzen door Israël.
Gevolgen hiervan zijn onder meer een verdere verslechtering van relaties tussen Israël en de Golfstaten, het wegvallen van Qatar als bemiddelaar en een verhoogd risico op regionale escalatie. De gebeurtenis werpt ook bredere vragen op over de houdbaarheid van internationaal recht tegenover unilateralistische veiligheidsclaims en over de bescherming van diplomatieke of bemiddelende processen tijdens gewapende conflicten.