Inspectie gaat gericht onderzoek doen naar burgerschapsonderwijs
In dit artikel:
Dinsdag gebruikten Kamerleden een gepland commissiedebat over het funderend onderwijs om uitgebreid te discussiƫren over de vraag of reformatorische en islamitische scholen de wettelijke burgerschapsopdracht naleven. Aanleiding waren recente Nieuwsuur-reportages waarin die scholen worden bekritiseerd omdat ze volgens de makers boodschappen uitdragen die zouden botsen met de waarden van de democratische rechtsstaat: vrijheid, gelijkwaardigheid en verdraagzaamheid.
Demissionair staatssecretaris Koen Becking (VVD) zei in de Kamer dat de signalen serieus door de Onderwijsinspectie zullen worden opgepakt. Hij stelde dat basiswaarden van de rechtsstaat leidend zijn en daarmee grenzen stellen aan de vrijheid van onderwijs; toezicht en eventuele maatregelen liggen bij de inspectie. Daarnaast benadrukte hij dat de wet al verbiedt iemand te weigeren of te ontslaan louter omdat die persoon homoseksueel is; alleen het functioneren van een medewerker mag daarbij meewegen. Becking kondigde aan dat de inspectie volgend jaar, naast regulier toezicht op burgerschapsonderwijs, een themaonderzoek uitvoert naar de naleving van democratische waarden op schoolschaal (school- en sectoroverstijgend).
In de Kamer liepen de meningen uiteen. ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder benadrukte dat vrijheid van onderwijs en het verbod op ongelijke behandeling beide grondwettelijk zijn en soms kunnen botsen; alleen DENK sloot zich daarbij aan. GroenLinks-PvdA, D66 en VVD stelden juist dat de waarden van de democratische rechtsstaat voorrang hebben op de vrijheid van onderwijs. CDA en SGP waren afwezig.
Becking, die sinds kort in functie is, gaf geen eenduidig beeld over de mate waarin scholen op dit moment aan hun burgerschapsverplichtingen voldoen: hij noemde dat veel scholen herstelopdrachten krijgen, maar zei tegelijk geen signalen te hebben dat scholen in strijd handelen met de democratische waarden.