Inge de Bruijn over het mooiste moment van haar leven: 'Gillen, schreeuwen, ik wist niet waar ik 't zoeken moest'

zaterdag, 13 september 2025 (08:18) - Algemeen Dagblad

In dit artikel:

Inge de Bruijn (52) blikt 25 jaar na Sydney terug op een periode die haar leven radicaal veranderde: daar veroverde ze drie olympische gouden medailles en werd ze een nationaal icoon. Het interview vindt plaats in een ongedwongen restaurant in een tuinkas naast station Barendrecht; De Bruijn oogt gewoon, praat open en corrigeert tussendoor dat de schram op haar been van het scheren is. Ze trekt zich niets aan van faamachtige veronderstellingen over haar persoonlijkheid en benadrukt dat ze nooit gevraagd heeft beroemd te worden: “Ik wilde alleen maar de beste van de wereld worden.”

De herinneringen aan Sydney liggen nog vers. Op 17 september 2000 tikte ze als eerste aan op de 100 meter vlinderslag — een moment dat ze omschrijft als “het mooiste gevoel dat ik ooit heb gehad.” De Olympische week verliep als een sneltrein: estafette-onderdelen, series en finales volgden elkaar op, en tussen de races door sliep ze nauwelijks. Een warme anekdote is hoe ze na haar overwinning het bad uitklom en als eerste haar broer Matthijs omhelsde, die met de waterpoloploeg aanwezig was. Ook de staande ovatie in de eetzaal van het olympisch dorp maakte diepe indruk.

Haar weg naar de top leidde via een streng trainingsregime onder coach Paul Bergen in Beaverton, Oregon. Die jaren waren bijna compleet isolement: leven bij gastgezinnen en later in een hotel, discman als contact met muziek en faxen of kaarten voor communicatie met thuis. Bergen hanteerde harde methodes — soms confronterend en direct — maar volgens De Bruijn waren ze doeltreffend. De afweging tussen hedendaagse normen en toenmalige aanpak noemt ze genuanceerd: geen fysiek grensoverschrijdend gedrag, wél intensieve discipline die haar tot kampioen maakte.

De Bruijn groeide op in een klein rijtjeshuis in Barendrecht, in een gezin dat door de scheiding en de vlucht van haar moeder naar een opvang moeilijke tijden kende. Zwemmen was zowel uitlaatklep als houvast; het gezin draaide om sport: tweelingzus Jakline en broer Matthijs bereikten ook hoog niveau in waterpolo. Inge noemt zichzelf ooit “een vergeten kind” en is nu ambassadrice van Stichting Het Vergeten Kind — ze ziet sport als instrument voor veerkracht en sociale binding.

Na de actieve carrière genoot ze van de vrijheid: sociale contacten, reizen (safari, Malediven, Europa) en tijd met familie. Ze benadrukt dat zwemmen nooit primair voor het geld was; de drijfveer bleef passie en ambitie. Over haar privéleven blijft ze terughoudend: ze praat niet openlijk over relaties of gezin. Tegelijk ervaart ze verwondering over hoezeer de belangstelling is blijven bestaan — fanmail, tv-aanbiedingen, sponsoraanvragen — iets waarvan ze dacht dat het na een paar jaar zou afnemen.

Kleine details in het gesprek tonen haar persoonlijkheid: ze complimenteert voorbijgangers over kleding, draagt een vlinderring en een klein gouden ringetje van haar eerste vriendje, en zegt eerlijk dat ze in haar topjaren soms moeite had met het constante publiek. De erfenis die ze naliet in de Nederlandse sport is duidelijk: in een internationaal zwaar bezet zwemveld was zij jarenlang nagenoeg onaantastbaar, en haar prestaties in Sydney zijn nog steeds een mijlpaal in de Nederlandse sportgeschiedenis.