In Hilversum blijft islamisering ook tijdens verkiezingscampagne taboe

donderdag, 30 oktober 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Benno de Jongh beschrijft in dit twaalfde deel van zijn serie in Wynia’s Week hoe de islamisering van Nederland tijdens de recente verkiezingscampagne nauwelijks inhoudelijk werd besproken en hoe de Hilversumse media daarin een belangrijke rol spelen. Hij stelt dat al decennialang migratie en politieke druk – zowel binnenlands als internationaal – de islamisering aanjagen, maar dat onderwerp krijgt in de campagne weinig ruimte omdat tv-formaten, spindokters en mediadyndynie het debat domineren. Debatten op tv bieden nauwelijks effectieve spreektijd; kiezers krijgen vooral geoliede oneliners te zien, geen verdieping.

Veel publieke en commerciële zenders bepalen via fragmenten en herhalingen de politieke agenda, waardoor onderwerpen als buitenland, ondernemersklimaat, energie en de Europese Unie grotendeels ontbreken. Ook de zorgen van een aanzienlijk deel van de bevolking over immigratie, integratie en de opmars van een orthodoxere islam blijven op de buis veelal onbesproken. Sinds de verkiezingsoverwinning van de PVV in 2023 zou diepgravende discussie zelfs nog moeilijker zijn geworden, omdat het taboe op kritische discussies het maatschappelijk ongenoegen voedt in plaats van adresseert.

De tekst noemt concrete voorbeelden: een korte vraag bij Nieuwsuur aan nieuw JA21-lid Ingrid Coenradie over haar kijk op de islam leverde geen verdere verdieping op; BBB probeerde met een uitgebreid plan tegen islamitisch extremisme wel het thema op de agenda te zetten, maar kreeg in veel traditionele media direct stigmatiserende etiketten opgeplakt. In tegenstelling tot de traditionele zenders boden podcasts en enkele nieuwe media(waaronder programma’s van De Nieuwe Wereld en formats van onafhankelijke presentatoren) wél ruimte voor inhoudelijke gesprekken, wat suggereert dat deze kanalen in de toekomst aan invloed kunnen winnen.

De auteur hekelt ook de aarzeling bij gevestigde journalisten om islamitische scholen en hun groeiende invloed te benoemen, ook tegen de achtergrond van debatten over artikel 23 (vrijheid van onderwijs). Volgens De Jongh bleef tijdelijk rumoer over formuleringen in die discussie te veel het beeld bepalen, terwijl de rol van islamitisch onderwijs als snelstgroeiende en soms controversiële vorm van bijzonder onderwijs nauwelijks werd onderzocht. Hij wijst op voorbeelden van omissie door praatprogramma’s en journalisten, wat volgens hem tekenend is voor een mediaklimaat dat bang lijkt voor het label ‘racistisch’ of voor repercussies.

SBS-programma’s fungeren volgens het stuk als uitzondering die zorgen uit de samenleving wél reflecteert, maar worden daarvoor door dagbladen en publieke omroepen vaak hard aangevallen. De conclusie is dat het uitsluiten van één partij (zoals de PVV) de onderliggende onvrede niet oplost: zelf als Wilders wegviel blijft de kloof tussen media/elite en delen van de kiezers bestaan, en blijft behoefte aan open, inhoudelijk debat over integratie en islamisering onverminderd groot. De schrijver roept impliciet op tot meer moed en diepgang in de media en politiek om die thema’s wél scherp en eerlijk te adresseren.