In 'Heldinnen' vervlecht Zambreno haar leven met dat van schrijfsters, personages, gekkinnen en vrouwen-van
In dit artikel:
Schrijver Kate Zambreno publiceerde op 19 oktober 2025 Heldinnen, een literaire manifest en eerbetoon aan de vrouwen in de boeken die haar gevormd hebben. Vanuit persoonlijke anekdotes en leeservaringen rekent Zambreno af met een lange literaire traditie die vrouwelijke ervaring en schrift als inferieur wegzet: vrouwen verschijnen vooral als muze, echtgenote of personage, niet als autonome auteur. Het boek ontspringt uit Zambreno’s blog Frances Farmer is My Sister en verweeft haar eigen leven met dat van schrijfsters, geliefden, gekken en fictieve vrouwenfiguren, om zo een ‘genealogie van uitgewiste vrouwen’ te tekenen.
Centraal in Heldinnen staat de herhaaldelijke tegenstelling tussen de vrouw als object en de man als maker. Zambreno laat zien hoe grote (meestal mannelijke) auteurs – en soms ook vrouwen – persona’s, brieven en dagboeken van echte vrouwen gebruiken als grondstof, waarna de man die ruwe stukken ‘veredelt’ tot erkende literatuur. Voorbeelden uit het boek: Zelda Fitzgerald die de materiaalbron van F. Scott Fitzgerald bleek, Jane Bowles die in haar huwelijk geen ruimte vond voor twee schrijvers, en de latere generaties waarin feministische eisen soms worden ondermijnd door de verwachting dat vrouwen óók goede echtgenoten en moeders moeten zijn. Vrouwelijke schrijvers worden stereotypisch afgebeeld als emotioneel, ongedisciplineerd of oppervlakkig; hun intieme teksten – dagboeken, brieven, fragmenten – worden behandeld als ruw materiaal, niet als volwaardige literatuur.
Zambreno bespreekt ook de dubbelrol die vrouwen wordt opgedrongen: ze zijn tegelijk muze en potentieel maker, maar zelden erkend als laatste. Waar mannen een plaats krijgen in een canon en een doorlopende traditie, blijven veel vrouwen losliggende stemmen of worden ze gereduceerd tot personages in andermans werk. Die uitwissen ervaart Zambreno als een vorm van geweld: het ontneemt vrouwen hun bestaan als zelfstandig mens en bindt hen voorgoed aan de auteur die hen gebruikte.
Op stilistisch vlak is Heldinnen fragmentarisch en associatief opgebouwd: een gestage stroom van observaties, citaten, literaire mini-portretten en persoonlijke herinneringen. De wirwar is doelbewust; Zambreno gebruikt chaos en herhaling om te laten zien hoe kleine teksten, blogs en brieven onderling verbindingen leggen en zo langzaam een alternatieve traditie of canon vormen. Waar critici vraagtekens zetten bij de literaire status van dagboeken of intieme teksten, reageert Zambreno door die scheidslijn te ondermijnen: waarom zou nabijheid bij het leven niet juist literatuur kunnen zijn?
Het manifest is enerzijds klaagzang over historische marginalisering, anderzijds een actieve poging tot herstel: door vrouwelijke stemmen te verzamelen, te koppelen en opnieuw te lezen, schept Zambreno een tegenstroom die vrouwen wél als auteurs plaatst. Heldinnen is daarmee zowel een persoonlijke reflectie als een culturele oproep — een poging om vergeten of vernederde schrijfsters opnieuw zichtbaarheid en waardering te geven, en zo het literaire landschap een andere afmeting te laten aannemen.