In haar strijd tegen corruptie ligt deze aanklager op ramkoers met de Brusselse macht

donderdag, 4 september 2025 (06:08) - Follow the Money

In dit artikel:

Laura Codruța Kövesi, de eerste hoofdaanklager van het Europees Openbaar Ministerie (EOM), bouwde sinds de start van het parket in 2020 een reputationeel onwrikbaar imago op door compromisloos fraude en corruptie rond de EU-begroting aan te pakken. Om het EOM van de grond te krijgen eiste ze eind 2019/ begin 2020 voldoende personeel en middelen; na een dreiging het oprichtingsproces te blokkeren kreeg ze uiteindelijk de gevraagde 140 medewerkers, in plaats van de aanvankelijk toegezegde 90.

Onder Kövesi groeide de caseload snel en bracht het in Luxemburg gevestigde EOM ernstige problemen aan het licht binnen de machtskringen van Brussel. Onderzoeken betroffen onder meer Europese politici en voormalige topfunctionarissen — met name onderzoek naar de campagnefinanciering van europarlementariër Manfred Weber, voormalige voorzitters van de Europese Rekenkamer en de Europese Investeringsbank, en een onderzoek naar de Covid-19-vaccinenaankopen van de Commissie dat ook de omstreden overeenkomst van president Von der Leyen met Pfizer raakt. Tot op heden zijn er geen formele beschuldigingen in deze zaken, maar het signaal van onpartijdigheid en dat niemand boven de wet staat, is volgens voorstanders duidelijk.

Die strikte aanpak leidde tot regelmatig conflict met EU-instellingen. De Europese Commissie en haar antifraude-eenheid OLAF reageerden vaker defensief; Kövesi verwijt dat meldplichtige dossiers soms niet aan justitie werden doorgestuurd, maar intern bleven of administratief werden afgehandeld, waardoor mogelijke strafzaken konden worden voorkomen. Een opvallende casus was die van Henrik Hololei, een voormalig DG-directeur die door Qatar overvloedig in de watten zou zijn gelegd; OLAF zou die zaak niet tijdig aan het EOM hebben doorgegeven, waarna het EOM zelf een onderzoek startte.

Ook ontstonden spanningen over openbaarheid en begroting. Commissarissen en topambtenaren — onder wie Johannes Hahn, Didier Reynders en OLAF-baas Ville Itälä — voerden gesprekken met Kövesi over de manier van communiceren en middelen. Volgens bronnen vroeg Hahn Kövesi terughoudendheid bij het publiceren van fraudecijfers uit vrees voor electorale effecten; de Commissie ontkent dat verkiezingen een rol speelden en benadrukt de onafhankelijkheid van het EOM. Toen de Commissie in 2024 voorstelde IT-ondersteuning voor het EOM terug te draaien, dreigde Kövesi met juridische stappen en maakte publiek dat zo’n maatregel het werk van haar kantoor ernstig zou schaden.

Kövesi ontdekte ook dat EU-instellingen soms achter de schermen ‘onderhandelden’ met verdachten — bijvoorbeeld door europarlementariërs de mogelijkheid te bieden vergoedingen terug te betalen in ruil voor het afzien van strafrechtelijke vervolging — en dat immuniteit en informele overlegmomenten onderzoeksprocedures konden frustreren. Het EOM sleepte in enkele gevallen instellingen zoals de Europese Rekenkamer aan vanwege belemmering van onderzoek.

Met zes jaar op de klok tot het einde van haar zevenjarige mandaat (oktober 2026) rijst de vraag wie haar opvolgt. Binnen het politieke spectrum bestaat vrees dat de opvolging politiek gekleurd zal zijn en dat een minder onverschrokken kandidaat de onafhankelijkheid van het EOM kan ondermijnen. EOM-staf en vooraanstaande politici pleiten ervoor dat de nieuwe hoofdaanklager Kövesi’s harde, onafhankelijke lijn voortzet, al klinkt ook de wens dat de opvolger meer gevoel heeft voor de institutionele verhoudingen in Brussel.

De selectieprocedure loopt; later deze maand worden acht kandidaten gehoord. Kövesi zelf zegt geen politieke loopbaan te ambiëren en hoopt dat iemand net zo standvastig als zij de onafhankelijkheid van het EOM zal bewaken, vooral tegen politieke druk en inmenging. Haar optreden heeft het EOM stevig op de kaart gezet als een cruciale, onafhankelijke speler in de bestrijding van fraude met EU-gelden — maar heeft ook diepe spanningen in de Europese instituties blootgelegd die bepalend zullen zijn voor de toekomst van het parket.