In deze Amsterdamse tuintjes worden tropische gewassen verbouwd: 'Bij de toko zijn ze superduur'
In dit artikel:
In een leegstaande rozenkwekerij aan de Osdorperweg is de Wereld Groente Tuintjes ontstaan: een kascomplex waar Amsterdamse tuinders onder glas tropische en anderszins onbekende groenten telen die in winkels en toko’s vaak duur of lastig te krijgen zijn. Doordat de kassen het hele jaar gemiddeld zo’n acht graden warmer blijven dan buiten — zonder bijverwarming — vriezen de percelen nooit en gedijen gewassen als okra, sopropo, antroewa, amsoi, kouseband en aubergine moeiteloos.
Tuinders uit uiteenlopende gemeenschappen gebruiken de plek. Ivette Berika (54) uit Surinaamse achtergrond oogstte deze zomer enorme komkommers en noemt het tuinieren onder glas een “gratis sauna” op hete dagen. Sükran Vural (47), met Turkse wortels, haalt door de kas veel sneller opbrengst dan van haar buitenplek in Geuzenveld: “In de kas kun je elke twee dagen plukken.” Veel deelnemers kweken bekende en minder bekende soorten — van paksoi en postelein tot passievruchten en lokale varianten van kalebas — en waarderen vooral de smaak en het gebrek aan bestrijdingsmiddelen.
Het initiatief draait inmiddels twee zomers en telt ongeveer honderd verhuurde tuintjes van circa 25 m²; op het terrein van drie hectare is ruimte voor ruim zeshonderd kavelplaatsen. De huur is 64 euro per maand, hoger dan bij conventionele volkstuincomplexen, maar tuinders vinden de opbrengst en opbrengstfrequentie de prijs waard. Verhuurder Christel van der Laan wil het complex liever toegankelijk houden en denkt aan een tarief voor Stadspashouders. Bovendien ziet zij de kassen als instrument om het open gebied tussen Amsterdam en Haarlem te vrijwaren van andere, minder groene bestemmingen: de gemeente gaf het terrein in beheer aan coöperatie Stadslandgoed 937 om die “groene long” te behouden.
Economische en beleidsmatige ontwikkelingen versterken het belang van zelfteelt: sinds 2019 stellen EU-regels strengere eisen aan de invoer van bepaalde warme-climate-groenten, wat leveringen vermindert en prijzen bij toko’s opjaagt; tegelijk zijn verwarmde Nederlandse kassen duurder geworden door hoge energiekosten. Zelf verbouwen loont daardoor snel: een kilo okra uit de gemeenschappelijke tuin kost rond 7,50 euro, terwijl winkelprijzen vaak het dubbele zijn.
Het complex is ook een proeftuin voor wetenschap en voedselbeleid. Humberto Rios Labrada (WUR) selecteert zaden uit internationale zaadbanken die goed presteren in onverwarmde kassen en onderzoekt welke variëteiten tuinders en consumenten prefereren. Tuinhistorica Antonia Weiss (AMS-Institute en WUR) bestudeert dertien tuintjes om te zien hoe culinair erfgoed van migranten bijdraagt aan de stedelijke voedseltransitie: kunnen deze gewassen helpen Amsterdam gezonder en duurzamer te voeden? Wethouder Zita Pels ziet lokaal geteelde groenten als relevant voor ambitieën op duurzaamheid en gezondheid, zeker in wijken als Nieuw-West en Zuidoost waar aanbod en consumptie van gezond voedsel achterblijven.
De kassen brengen ook buren bij elkaar en stimuleren kennisuitwisseling: er worden ‘pepperparties’ en kousebandfestivals georganiseerd en tuinders ruilen zaden en zorg voor planten tijdens vakanties. Tegelijk kent het project praktische beperkingen: er valt geen regen in de kas, waardoor handmatig water geven nodig is, en het ontbreken van vogels draagt bij aan plaagdruk van rupsen.
Op de lange termijn wil Van der Laan uitbreiden naar de volledige capaciteit van het complex en zo meer Amsterdammers van diverse achtergrond toegang geven tot tuinieren onder glas. Het initiatief laat zien hoe migratiekennis, lokale landbouw en onderzoek samen kunnen werken aan een uitgebreider en meer divers eetaanbod in de stad — en tegelijk een stuk open ruimte voor de stad behouden.