'In de eredivisie is er nog nooit een hoofdtrainer met Marokkaanse roots geweest. Dat is toch gek?'
In dit artikel:
Tijdens een zweetrijke pot padel in Krimpen aan den IJssel leggen oud-profs Nasser El Khayati (36), Karim El Ahmadi (40) en Nourdin Boukhari (45) uit waarom zij vinden dat het tijd is voor meer Nederlandse trainers met Marokkaanse roots op het hoogste niveau. Het drietal hoort bij een groep van dertien in Nederland opgegroeide ex-voetballers die onlangs trainerscursussen volgden die door de Marokkaanse voetbalbond werden georganiseerd, met bijeenkomsten in Amsterdam en op het trainingscentrum van de bond in Rabat.
De aanleiding is deels inspirerend: het succes van bondscoach Walid Regragui (halvefinale WK 2022) wakkerde in Marokko de wil aan om bekende oud-spelers op te leiden. De cursusopzet is intensief en praktisch — lange dagen met theorie en praktijkwedstrijden — en voelt voor de deelnemers als een warm welkom, iets wat ze in Nederland minder ervaren. De behaalde diploma’s zijn internationaal bruikbaar, maar geven vooral toegang tot functies in Afrika en Azië; voor een functie in Europa is vaak het KNVB/UEFA Pro-diploma vereist.
Daar wringt de schoen voor velen: de KNVB-route is langer, duurder en zeer selectief. Dit jaar werden slechts zeven kandidaten toegelaten tot de UEFA Pro-cursus na een streng selectiegesprek; vier van die zeven hebben geen profachtergrond. Boukhari, die bijna alle Nederlandse trainersdiploma’s heeft, kreeg geen plek omdat de KNVB minimaal een jaar ervaring als zelfstandig hoofdcoach verlangt — een doorbraak die voor ex-profspelers moeilijk te realiseren is. Volgens hem en zijn collega’s slokt die strenge selectie veel potentieel op, waardoor oud-spelers vervallen tot analist, scout of vertrekken naar het buitenland om hun papieren te halen.
Het trio benadrukt dat de Nederlandse-Marokkaanse spelersgeneratie wél over de voetbalkennis en menselijke vaardigheden beschikt om coaches te worden: ze kennen het spel, verschillende culturen en kunnen spelers én gezinnen bereiken. Dat zou volgens hen juist waardevol zijn voor ontwikkeling van talenten die na een eerste contract geneigd zijn te verzaken aan verdere stappen. Tegelijk herkennen ze stereotypen: Marokkaans-Nederlandse spelers worden vaak als intuïtief en individualistisch bestempeld, wat hun kansen in coaching kan belemmeren. Boukhari wijst erop dat creativiteit en assertiviteit op het veld zich later kunnen ontwikkelen tot doordachte coachingkwaliteiten.
Praktische stappen en alternatieven dienen zich aan: sommigen zien een eerste overgang naar assistentschappen of functies in het Midden-Oosten of Saoedi-Arabië als aantrekkelijk, anderen denken aan terugkeer naar de KNVB-route zodra de toegang versoepelt. Clubs tonen wel toenemende belangstelling voor diversiteit in technische staf: Feyenoord en Excelsior zouden interesse hebben getoond in de betrokkenen, en binnen de KNVB wordt volgens El Ahmadi aandacht besteed aan meerkleurigheid in vertegenwoordigende elftallen en organisatie.
Concluderend pleiten El Khayati, El Ahmadi en Boukhari voor meer opleidingsplaatsen en een kortere, toegankelijkere route naar het hoogste trainersniveau in Nederland, zodat er eindelijk een Nederlandse-Marokkaanse hoofdtrainer in de eredivisie kan verschijnen. Zij zien hun Marokkaans-Nederlandse achtergrond niet als beperking maar als troef: betere verbinding met spelers en families, culturele affiniteit en het vermogen om talenten verder te pushen — mits men hen de kansen geeft.